ECLI:NL:RBZWB:2024:222
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een naheffingsaanslag Bpm en immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 januari 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) opgelegd van € 7.776, welke door de rechtbank als terecht maar te hoog werd beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat de CO2-uitstoot van de auto niet correct is vastgesteld door de inspecteur, en dat de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat op € 18.369 moet worden vastgesteld. De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslag moet worden verminderd tot € 6.786, omdat de historische bruto Bpm op € 72.945 is vastgesteld.
Daarnaast heeft belanghebbende recht op een immateriële schadevergoeding van € 500 wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank wijst erop dat de inspecteur de stelling dat er geen recht bestaat op een immateriële schadevergoeding verwerpt, en dat de lange duur van de procedure aanleiding geeft tot deze schadevergoeding. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar en veroordeelt de inspecteur tot het betalen van de proceskosten van belanghebbende, die in totaal € 2.370 bedragen.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.