ECLI:NL:RBZWB:2024:224
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een naheffingsaanslag Bpm en immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 januari 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) opgelegd van € 12.429, welke door belanghebbende als onterecht werd betwist. De rechtbank heeft de zaak op 28 november 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en meerdere inspecteurs aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslag grotendeels terecht is opgelegd, maar dat deze verminderd dient te worden. Tevens wordt recht toegekend op een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.
Belanghebbende had op aangifte een bedrag van € 3.342 aan Bpm voldaan voor de registratie van een BMW X3. De inspecteur had een hertaxatie laten uitvoeren, waaruit bleek dat de verschuldigde Bpm op € 15.771 moest worden vastgesteld. De rechtbank oordeelt dat de historische bruto Bpm van € 65.415 moet worden gehanteerd en dat de afschrijving moet worden berekend op basis van de historische nieuwprijs van de auto. De rechtbank vermindert de naheffingsaanslag tot € 7.817 en kent een immateriële schadevergoeding van € 500 toe aan belanghebbende wegens de lange duur van de procedure.
De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar en bepaalt dat de inspecteur de proceskosten van belanghebbende moet vergoeden, welke zijn vastgesteld op € 2.370. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan in hoger beroep worden aangevochten bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch.