ECLI:NL:RBZWB:2024:226
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen naheffingsaanslag Bpm en verzoek om immateriële schadevergoeding
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 januari 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 3 juni 2022 beoordeeld. De inspecteur had een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) opgelegd van € 18.534, welke later werd verminderd tot € 13.910. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze naheffingsaanslag en stelt dat de inspecteur onvoldoende rekening heeft gehouden met schade aan de voertuigen en dat de door haar bepleite herleidingsmethode moet worden toegepast. De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, maar dat belanghebbende recht heeft op een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank kent een schadevergoeding van € 500 toe, waarvan € 167 voor de inspecteur en € 333 voor de Staat (de Minister van Justitie en Veiligheid). De rechtbank wijst ook op de proceskostenvergoeding van € 218,75 die door beide partijen moet worden vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten in hoger beroep.