In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 januari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en Hef Wonen, voorheen Stichting Vestia. Het geschil betreft de vraag of Hef Wonen gerechtigd is om bij eiser bedragen in rekening te brengen onder de noemer 'vastrecht inclusief btw'. Eiser heeft vanaf het begin van de huur op 6 maart 2015 een leveringsovereenkomst gesloten met Verantwoord Wonen B.V., die tot 1 januari 2023 onder de naam Vestia Energie opereerde en sindsdien als Loek Warmte. De kantonrechter oordeelt dat Verantwoord Wonen niet als een externe warmteleverancier kan worden beschouwd, maar dat Vestia/Hef Wonen de leverancier van de warmte is, omdat Verantwoord Wonen geen zelfstandige organisatie is. De kantonrechter wijst het standpunt van eiser af dat er sprake is van vereenzelviging tussen de vennootschappen, omdat er geen bewijs is van misbruik van identiteitsverschil.
De procedure omvatte een mondelinge behandeling op 14 november 2023, waar eiser zijn vordering tot plaatsing van een individuele tussenmeter introk. Het geschil richtte zich nu uitsluitend op de verklaring voor recht dat Hef Wonen niet gerechtigd is om bedragen in rekening te brengen voor vastrecht en de vordering tot terugbetaling van onverschuldigd betaald vastrecht vanaf 1 juli 2019. De kantonrechter concludeert dat de Warmtewet en het huurrecht op bepaalde punten met elkaar in conflict komen, maar dat de vordering van eiser niet kan worden toegewezen. De kantonrechter wijst de vordering van eiser af en veroordeelt hem in de proceskosten van Hef Wonen, vastgesteld op € 597,00, met uitvoerbaarheid bij voorraad.