ECLI:NL:RBZWB:2024:2437

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 april 2024
Publicatiedatum
12 april 2024
Zaaknummer
BRE 22/4606
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de naheffingsaanslag BPM en toepassing van de herleidingsmethode

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst, die op 26 augustus 2022 een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) heeft opgelegd van € 19.955. De rechtbank heeft de zaak op 10 april 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en twee inspecteurs aanwezig waren. De rechtbank onderzoekt of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd en of de herleidingsmethode kan worden toegepast. Belanghebbende heeft haar stellingen over de oproepingstermijn, de hoogte van de historische nieuwprijs en de handelsinkoopwaarde ingetrokken.

De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd en dat de beroepsgronden van belanghebbende met betrekking tot de herleidingsmethode niet slagen. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch en de conclusie van A-G Ettema. Daarnaast heeft belanghebbende verzocht om een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, maar dit verzoek wordt afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de redelijke termijn van twee jaar niet is overschreden, waardoor er geen recht op schadevergoeding bestaat.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de naheffingsaanslag in stand blijft. Ook het verzoek om vergoeding van immateriële schade wordt afgewezen, en belanghebbende krijgt geen griffierecht of proceskosten vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/4606

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 april 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] , gevestigd te [plaats] , belanghebbende

(gemachtigde: mr. S.M. Bothof),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 26 augustus 2022.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) opgelegd van € 19.955.
1.2.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 10 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens de gemachtigde van belanghebbende: [naam] en namens de inspecteur: mr. [inspecteur 1] en mr. [inspecteur 2] .

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak of de naheffingsaanslag terecht en niet tot een te hoog bedrag is opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende. Meer specifiek is in geschil of de herleidingsmethode kan worden toegepast. Belanghebbende heeft haar stellingen met betrekking tot (i) de oproepingstermijn voor controle bij Dienst Domeinen Roerende zaken (DRZ), (ii) de hoogte van de historische nieuwprijs en (iii) de hoogte van de handelsinkoopwaarde op de zitting ingetrokken.
2.1.
Naar het oordeel van de rechtbank is de naheffingsaanslag terecht en niet tot een te hoog bedrag opgelegd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

3. Belanghebbende heeft op 19 november 2021 aangifte gedaan ter zake van de registratie van een Audi RS6 Avant met [VIN-nummer] (de auto) naar een te betalen bedrag aan Bpm van € 10.861. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft belanghebbende bij de aangifte een taxatierapport gevoegd van [bedrijf] van 9 november 2021.
3.1.
De inspecteur heeft een hertaxatie laten verrichten door DRZ. Naar aanleiding van die hertaxatie heeft de inspecteur op basis van hem ter beschikking staande gegevens het standpunt ingenomen dat de verschuldigde Bpm moet worden vastgesteld op € 30.816. Vervolgens heeft de inspecteur de naheffingsaanslag opgelegd.

Motivering

4. Tussen partijen is ten aanzien van de naheffingsaanslag uitsluitend nog in geschil of de belastingdruk op de auto van belanghebbende moet worden verlaagd in verband met toepassing van de zogenoemde herleidingsmethode.
4.1.
De rechtbank is van oordeel dat de beroepsgronden van belanghebbende die betrekking hebben op de herleidingsmethode niet slagen. Zij verwijst hiervoor naar de uitspraak van Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 14 april 2022 [1] en naar de conclusie van A-G Ettema van 22 december 2023 [2] .
4.2.
Verder heeft belanghebbende ter zitting verzocht om een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. Dat verzoek wijst de rechtbank af. Het bezwaar van belanghebbende is door de inspecteur ontvangen op 15 april 2022. De rechtbank doet uitspraak op 12 april 2024. De redelijke termijn van twee jaar is niet overschreden. Er bestaat dan geen recht op een immateriële schadevergoeding.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de naheffingsaanslag in stand blijft. Verder wijst de rechtbank het verzoek om een immateriële schadevergoeding af. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om een vergoeding van immateriële schade af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A.C. Deeleman, griffier op 12 april 2024 en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.