In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 april 2024, wordt het beroep van eiseres beoordeeld tegen de Belastingdienst/Toeslagen. Eiseres heeft een verzoek tot herbeoordeling van haar situatie met betrekking tot de kinderopvangtoeslag ingediend op 30 september 2021. De rechtbank constateert dat de beslistermijn door verweerder is overschreden, wat aanleiding geeft tot het indienen van een beroep. Eiseres heeft verweerder op 28 oktober 2022 in gebreke gesteld, maar er is sindsdien geen besluit genomen. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank legt verweerder een termijn op van acht weken na verzending van de uitspraak om een vooraankondiging te verzenden aan eiseres. Dit is in lijn met de verzoeken van verweerder om aan te sluiten bij eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De rechtbank benadrukt dat de termijn recht moet doen aan de mogelijkheden van verweerder om op de aanvraag te beslissen, maar ook aan het belang van eiseres om tijdig een beslissing te ontvangen.
Daarnaast wordt er een dwangsom opgelegd aan verweerder van € 100,- per dag bij overschrijding van de termijnen, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank bepaalt ook dat verweerder het griffierecht van € 51,- aan eiseres moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze beslissing.