Op 16 april 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak BRE 22/5279, waarin belanghebbende in beroep ging tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst. De inspecteur had een aanslag erfbelasting opgelegd aan belanghebbende, die hiertegen bezwaar had gemaakt. De rechtbank beoordeelt of de inspecteur ten onrechte geen rente heeft vergoed over het teruggegeven belastingbedrag van € 50.629. De rechtbank stelt vast dat de hoogte van de aanslag niet in geschil is, maar dat er geen bedrag aan rente op de aanslag is vermeld. Hierdoor concludeert de rechtbank dat er geen belastingrentebeschikking is afgegeven door de inspecteur. De rechtbank oordeelt dat het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard, maar dat dit niet in het voordeel van belanghebbende is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding, hoewel de inspecteur heeft verklaard het griffierecht aan belanghebbende te vergoeden.