ECLI:NL:RBZWB:2024:3271
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een beroep tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen met betrekking tot een vermeende winstuitdeling
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 16 mei 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De zaak betreft een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2018, waarbij de inspecteur een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 25.397 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 163.006 had vastgesteld. Gelijktijdig met de aanslag werd er belastingrente van € 3.107 in rekening gebracht.
Na bezwaar heeft de inspecteur de aanslag verminderd, waarbij het belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang werd verlaagd naar € 55.250 en de belastingrente naar € 1.053. De rechtbank heeft de zaak op 4 april 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en de inspecteur aanwezig waren. Tijdens de zitting werd afgesproken dat de vermeende winstuitdeling van de vennootschap aan belanghebbende in 2018 niet had plaatsgevonden, waardoor dit geschilpunt niet meer aan de orde was.
De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, vernietigt de uitspraak op bezwaar en vermindert de aanslag IB/PVV 2018 naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 25.397 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van nihil. Tevens wordt de belastingrentebeschikking dienovereenkomstig aangepast. De inspecteur wordt veroordeeld tot betaling van het griffierecht en proceskosten aan belanghebbende. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.