In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 mei 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) opgelegd van € 4.388, welke later werd verminderd tot € 4.276 na gegrondverklaring van het bezwaar. De rechtbank behandelt de berekenwijze van de afschrijving van de auto, de historische nieuwprijs, de handelsinkoopwaarde en de herleidingsmethode. Belanghebbende had aangifte gedaan voor een Audi A6 Avant, maar de inspecteur stelde dat de verschuldigde BPM € 5.580 moest zijn op basis van een hertaxatie. De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslag te hoog was en stelt de verschuldigde BPM vast op € 5.387, wat resulteert in een vermindering van de naheffingsaanslag tot € 4.195. Daarnaast wordt belanghebbende een schadevergoeding van € 500 toegekend wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar, met uitzondering van de kostenvergoeding, en kent belanghebbende zijn griffierecht terug. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.