ECLI:NL:RBZWB:2024:5426

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 augustus 2024
Publicatiedatum
7 augustus 2024
Zaaknummer
BRE 23/1349 ZW
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beëindiging van de ZW-uitkering van eiser na beoordeling van arbeidsongeschiktheid door UWV

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de beëindiging van zijn Ziektewet (ZW)-uitkering door het UWV. Het UWV had de uitkering per 4 juli 2022 beëindigd, omdat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Eiser had zich opnieuw ziekgemeld en het UWV verklaarde hem per 11 augustus 2022 hersteld voor zijn eigen werk. De rechtbank concludeert dat het UWV terecht de ZW-uitkering heeft beëindigd, zowel per 4 juli als per 11 augustus 2022. De rechtbank oordeelt dat de medische beoordeling door het UWV zorgvuldig is uitgevoerd en dat de aangenomen beperkingen van eiser niet zijn onderschat. De rechtbank volgt de argumenten van het UWV en concludeert dat eiser in staat is om de geduide functies te vervullen. De rechtbank wijst het beroep van eiser af en verklaart het ongegrond, waardoor de beëindiging van de ZW-uitkering in stand blijft. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding en het griffierecht wordt niet vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/1349 ZW

uitspraak van 9 augustus 2024 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], te [plaats] , eiser,
gemachtigde: mr. V.M.C. Verhaegen,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, UWV, (kantoor Breda),
gemachtigde: mr. H.M. van Gent.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de
beëindiging van zijn uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) op grond van twee verschillende besluiten.
1.1
Het UWV heeft bij besluit van 3 juni 2022 (primaire besluit I) de ZW-uitkering van eiser beëindigd met ingang van 4 juli 2022, omdat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Bij besluit van 11 augustus 2022 (primaire besluit II) heeft het UWV de ZW-uitkering van eiser met ingang van 11 augustus 2022 beëindigd, omdat eiser geschikt is voor zijn eigen werk. Met het bestreden besluit van 13 januari 2023 op het bezwaar van eiser heeft het UWV de beëindigingen van de ZW-uitkering in stand gelaten. Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2
De rechtbank heeft het beroep op 11 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser, zijn gemachtigde en de gemachtigde van het UWV deelgenomen.
1.3
Eiser heeft ter zitting een e-mailbericht van 19 januari 2023 van zijn nefroloog overgelegd. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en het UWV in de gelegenheid gesteld om te beoordelen of het UWV het bestreden besluit wenst te herzien. Het UWV heeft de rechtbank hierop bericht dat het UWV het bestreden besluit niet herziet. Namens eiser is de rechtbank verzocht om een onafhankelijke deskundige te benoemen. Vervolgens heeft het UWV nader gereageerd. De rechtbank heeft partijen op 3 april 2024 bericht dat de rechtbank een tweede mondelinge behandeling niet nodig acht. Eiser noch het UWV hebben vervolgens om een tweede mondelinge behandeling verzocht. De rechtbank heeft het onderzoek op 12 juni 2024 gesloten en aangegeven dat de schriftelijke uitspraak binnen zes weken wordt genomen. De rechtbank heeft deze termijn niet gehaald en partijen bericht zes weken later uitspraak te doen.

Beoordeling door de rechtbank

Omvang van het geschil
2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiser vanaf 3 juni 2022 minder dan 35% arbeidsongeschikt is en dat hij op 11 augustus 2022 geschikt is voor zijn eigen werk. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Zij doet dit onder meer aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden. Bij deze beoordeling is van belang of eiser medische beperkingen heeft en of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
Het beroep
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de ZW-uitkering heeft beëindigd per 4 juli 2022 en dat eiser terecht in staat wordt geacht om per 11 augustus 2022 zijn eigen werk te verrichten. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1
Eiser is werkzaam geweest als hulpmonteur zonwering. Voor dat werk is hij op
30 november 2020 uitgevallen vanwege lichamelijke en mentale klachten. Het UWV heeft met ingang van 1 juli 2021 aan eiser een ZW-uitkering toegekend. Na een zogeheten Eerstejaars Ziektewet-beoordeling (EZWb) heeft het UWV in het primaire besluit I bepaald dat eiser in staat is om per 3 juni 2022 passende arbeid te verrichten. Eiser wordt geschikt geacht voor de volgende functies: Textielproductenmaker (excl. vervaardigen textiel, Sbc-code 111160), Productiemedewerker textiel, geen kleding (Sbc-code 272043) en Productiemedewerker industrie (samenstellen van producten, Sbc-code 111180). Eiser is daarna niet meer werkzaam geweest.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit I. Gedurende de bezwaarprocedure heeft eiser zich op 27 juli 2022, per 25 juli 2022, ziekgemeld. In het primaire besluit II heeft het UWV eiser per 11 augustus 2022 geschikt geacht voor ‘zijn arbeid’. Ook tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt. In het bestreden besluit heeft het UWV de bezwaren tegen beide primaire besluiten ongegrond verklaard en de beëindigingen van de ZW-uitkering per respectievelijk 4 juli 2022 en 11 augustus 2022 in stand gelaten.
3.2
Niet in geschil is dat eiser 52 weken arbeidsongeschikt is geweest. Dit betekent dat het UWV terecht ook heeft beoordeeld of eiser in staat is met algemeen geaccepteerde arbeid meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen. Bij een arbeidsongeschiktheid van minder dan 35% bestaat er geen recht meer op een ZW-uitkering.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts b&b van het UWV.
4.1
[verzekeringsarts] heeft het dossier bestudeerd en eiser gesproken tijdens het spreekuur op 6 mei 2022. Bij het psychisch en lichamelijk onderzoek constateert de verzekeringsarts – behalve diffuse rugpijn laag lumbaal – geen bijzonderheden. Als diagnose stelt de verzekeringsarts artrose van de wervelkolom. [verzekeringsarts] overweegt dat de lage rugklachten al langer bekend zijn. Omdat deze bleven aanhouden, in combinatie met terugkerend bloedplassen, heeft aanvullend onderzoek plaatsgevonden, waarbij cystes in de nieren zijn gediagnosticeerd. Eiser volgt hiervoor zo nodig behandeling bij de fysiotherapeut en gebruikt pijnmedicatie. Voor klachten in de hals staat hij onder jaarlijkse controle van de radioloog. Er is bij eiser sprake van een zekere lichamelijke kwetsbaarheid, waardoor hij aangewezen is op niet al te zwaar belastend werk.
Na de ziekmelding per 25 juli 2022 heeft [verzekeringsarts] opnieuw het dossier bestudeerd en op 11 augustus 2022 telefonisch met eiser gesproken. Tijdens het telefoongesprek heeft de verzekeringsarts geen afwijking in concentratie en aandacht geconstateerd. Er is sprake van een normale modulerende stemming. De hiervoor aangegeven diagnose wijzigt niet, omdat er geen sprake is van objectiveerbare veranderingen. De ziekmelding per 25 juli 2022 is terug te voeren op diverse lichamelijke klachten, waarvan eiser in eerste instantie dacht dat deze terug te voeren zijn op een Covid-besmetting. Dat bleek niet het geval te zijn. [verzekeringsarts] verklaart eiser per 11 augustus 2022 hersteld, omdat de ziekmelding circa twee weken eerder is gedaan en de ziekte gewoonlijk niet langer duurt dan de periode tot aan het onderzoek. Verder zijn er geen aanwijzingen gebleken dat eiser zodanige belemmeringen ondervindt dat hij het eigen werk niet kan verrichten.
In bezwaar heeft [verzekeringsarts b&b] het dossier (inclusief de in bezwaar ontvangen informatie van Emergis en de huisarts) bestudeerd en heeft zij deelgenomen aan de hoorzitting. De verzekeringsarts b&b heeft op 10 januari 2023 gerapporteerd. Voor de beëindiging van de ZW-uitkering per 4 juli 2022 is er volgens [verzekeringsarts b&b] , behalve een stoornis in het cannabisgebruik, geen andere psychische aandoening vastgesteld. De problematiek van eiser is mede van psychosociale aard. De aangenomen beperkingen voor het persoonlijk en sociaal functioneren sluiten daarbij aan. Eiser is door de artrose van de wervelkolom aangewezen op fysiek licht werk. De aangenomen lichamelijke beperkingen sluiten daarbij aan. Voor wat betreft de polycystische nieren geldt dat hierbij sprake is van met vocht gevulde blaasjes in de nieren waardoor deze groter kunnen zijn dan normaal. De cystenieren kunnen lang aanwezig zijn, maar hoeven niet tot klachten te leiden. Pijn in de buik en in de rug kan optreden als gevolg van het knappen van een cyste, maar dat komt niet dagelijks voor. Ook kunnen de vergrote nieren zorgen voor pijnklachten, omdat deze drukken op andere organen in de omgeving. De aangenomen beperkingen – voor frequent buigen, duwen/trekken, tillen, dragen en gebogen/getordeerd actief zijn – voorkomen de drukverhoging in de buik. De verzekeringsarts b&b ziet verder geen aanleiding om een urenbeperking aan te nemen. Eiser heeft zich na het nemen van het primaire besluit I met griepachtige klachten ziekgemeld. Deze klachten gaan meestal vanzelf binnen twee weken over. [verzekeringsarts] heeft geen aanhoudende klachten of extra complicaties door de griep vastgesteld. Ook in bezwaar is niet gebleken van bijkomende aandoeningen of andere gezondheidsproblematiek. Volgens [verzekeringsarts b&b] is er in de geduide functies geen sprake van overschrijding van de belastbaarheid van eiser. Het gaat om fysiek en energetisch lichte arbeid waarbij niet zwaar wordt getild, gedragen, geduwd, getrokken of frequent wordt gebogen. Er is ook geen sprake van een overschrijding van de beperkingen voor persoonlijk en sociaal functioneren.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiser zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 6 mei 2022.
4.2
Eiser heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat zijn beperkingen bij het beëindigen van de ZW-uitkering per 4 juli 2022 zijn onderschat. De door het UWV opgevraagde informatie bij de huisarts is onvolledig. Eiser lijdt aan een depressie en is hiervoor, rond de datum in geding, naar Emergis verwezen. Het UWV heeft ten onrechte geen urenbeperking aangenomen. Bij de herstelmelding per 11 augustus 2022 is ten onrechte het op 23 december 2022 gewijzigde beoordelingskader van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) niet in acht genomen.
4.3
In deze beroepsprocedure is het medisch onderzoek gericht op twee verschillende data in geding, waarbij de aard van het onderzoek verschilt, maar de rechtsgevolgen – namelijk beëindiging van de ZW-uitkering – gelijk zijn. De rechtbank zal eerst de beëindiging van de ZW-uitkering per 4 juli 2022 beoordelen en daarna de beëindiging per 11 augustus 2022.
De beëindiging van de ZW-uitkering per 4 juli 2022
4.4
De beëindiging is het gevolg van de door het UWV uitgevoerde EZWb. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapporten van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiser gestelde klachten, waaronder de rugklachten en de psychische klachten. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden. Eiser heeft in beroep weliswaar een e-mailbericht van 19 januari 2023 van zijn nefroloog overgelegd, maar deze informatie is van na de datum in geding en eiser heeft verder geen nieuwe informatie overgelegd. De rechtbank heeft geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen. Daarbij is in aanmerking genomen dat de rugklachten al langer bestaan en ook duidelijk uit het dossier volgen. De rechtbank kan aan de hand van de uiteenzetting van het verrichte onderzoek de aangenomen beperkingen volgen. Voor wat betreft de aangenomen psychische beperkingen kan de rechtbank de beoordeling door de verzekeringsartsen eveneens volgen. Weliswaar is eiser inderdaad naar Emergis verwezen, maar uit de informatie van Emergis blijkt dat de stoornis is terug te voeren op het gebruik van cannabis. Dat volgt ook uit de rapportage van [verzekeringsarts b&b] .
[verzekeringsarts b&b] heeft – aan de hand van de Standaard Duurbelasting in Arbeid (standaard) – geen aanleiding gezien voor het aannemen van een urenbeperking. Uit de toelichting op de standaard volgt dat de verzekeringsarts een urenbeperking kan aannemen uit preventief oogpunt, bij verminderde beschikbaarheid en bij een stoornis in de energiehuishouding. Omdat eiser geen structurele behandeling ondergaat, kan een urenbeperking niet op verminderde beschikbaarheid wordt gebaseerd. Bij een preventieve urenbeperking moet het gaan om bepaalde typen aandoeningen die gepaard gaan met een patroon van overschrijding van de eigen grenzen met recidive of toename van symptomen, zelfoverschatting door eiser of een beperkt ziektebesef. In de standaard is van dergelijke aandoeningen een niet-limitatieve opsomming opgenomen. De aandoening van eiser valt niet onder de aandoeningen uit de hiervoor aangehaalde opsomming en de rechtbank begrijpt uit de beoordeling door de verzekeringsarts b&b dat de aandoening van eiser ook niet aan de hiervoor aangegeven kenmerken voldoet. Voor een stoornis in de energiehuishouding is een toegenomen recuperatienoodzaak een van de belangrijkste aanknopingspunten. Aanwijzingen hiervoor volgen niet uit het dagverhaal in de rapportage van [verzekeringsarts] en ook is eiser in staat om sociale contacten te onderhouden. Eiser slaapt weliswaar moeizaam, maar de rechtbank begrijpt uit de rapportage van [verzekeringsarts b&b] dat, indien rekening wordt gehouden met de aangenomen beperkingen, er voldoende wordt voorzien in een lage energetische belasting. De rechtbank kan deze overwegingen om geen urenbeperking aan te nemen dan ook volgen.
Niet gebleken is dat in de FML van 6 mei 2022 de beperkingen van eiser zijn onderschat. De beroepsgrond dat eiser meer beperkt moet worden, slaagt niet. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
Zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt?
4.5
Een arbeidsdeskundige van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML, de in overweging 3.1 aangegeven functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid. De beroepsgronden van eiser geven de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de medische geschiktheid van de geselecteerde functies. Eisers standpunt dat hij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit zijn opvatting dat zijn medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in de vorige overweging heeft geconcludeerd, is die opvatting niet juist. Aangezien eiser geen specifieke gronden tegen de geduide functies heeft ingediend, komt de rechtbank – gelet op de uitspraak van de CRvB van 19 juli 2023 [1] - ook niet meer toe aan een beoordeling van de geduide functies. De hiervoor aangehaalde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
4.6
Op basis van de inkomsten die eiser met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiser tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat pas recht bestaat op een ZW-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de ZW-uitkering terecht beëindigd per 4 juli 2022.
De beëindiging van de ZW-uitkering per 11 augustus 2022
4.7
Onder verwijzing naar de overwegingen 4.4 tot en met 4.6 van deze uitspraak stelt de rechtbank vast dat de in het kader van de EZWb geduide functies aangemerkt moeten worden als ‘zijn arbeid’ in de zin van artikel 19 van de ZW. In de uitspraak van 23 december 2022 [2] van de CRvB is een stappenplan opgenomen voor de manier waarop het UWV in een zaak als deze moet vaststellen of eiser – bij een ziekmelding na de EZWb – geschikt is voor ‘zijn’ werk. De verzekeringsarts stelt als
stap ééneerst vast of naar aanleiding van de nieuwe ziekmelding de medische beperkingen van eiser sinds de EZWb zijn toegenomen. Is dat niet het geval, dan zijn de bij de EZWb geduide functies in medisch en arbeidskundig opzicht ook op de datum in geding geschikt voor eiser. Indien er wel sprake is van toegenomen beperkingen dient als
stap tweebeoordeeld te worden in hoeverre dit consequenties heeft voor de geschiktheid van de bij de EZWb geduide functies. Deze beoordeling is in beginsel beperkt tot een beoordeling van de medische geschiktheid voor de geduide functies. Als blijkt dat een of meer van de bij de EZWb geduide functies door de toegenomen beperkingen niet langer geschikt blijken, dan zal het UWV, als
stap drie, moeten beoordelen of er van de oorspronkelijk geselecteerde functies tenminste drie geschikte functies met ieder ten minste drie arbeidsplaatsen resteren. Is dat niet het geval, dan is eiser arbeidsongeschikt op grond van artikel 19 van de ZW. Als er nog wel tenminste drie functies met ieder tenminste drie arbeidsplaatsen resteren, dan moet het UWV de mediane loonwaarde van die resterende functies vergelijken met het destijds vastgestelde maatmanloon. Indien die vergelijking uitwijst dat er onveranderd sprake is van tenminste 65% arbeidsgeschiktheid, dan is eiser niet arbeidsongeschikt in de zin van artikel 19 van de ZW.
4.8
De rechtbank leidt uit de rapportage van [verzekeringsarts] van 11 augustus 2022 af dat de ziekmelding van eiser per 25 juli 2022 is gedaan als gevolg van bijkomende klachten, naast de klachten die al bij de EZWb zijn meegenomen. Uit de in beroep overgelegde rapportage van [verzekeringsarts b&b] van 25 april 2023 blijkt dat de belastbaarheid van eiser op 11 augustus 2022 vergelijkbaar was met zijn belastbaarheid op 4 juli 2022.
Het door eiser ter zitting overgelegde e-mailbericht van 19 januari 2023 van de nefroloog leidt niet tot een ander oordeel. Eiser heeft de betreffende e-mail aan het UWV doorgestuurd naar aanleiding van zijn ziekmelding per 17 januari 2023. Uit de rapportage van [verzekeringsarts b&b] van 22 februari 2024 volgt dat de e-mail betrekking heeft op een genetisch onderzoek naar het type polycystische nieren. Deze nierziekte is de meest voorkomende erfelijke nieraandoening die gepaard gaat met de vorming van cysten in beide nieren. Het aantal en de grootte van de cysten, het verloop van de ziekte en de aan te nemen beperkingen verschillen van persoon tot persoon. Van de ernstigste vorm is bekend dat in de loop der jaren de nierfunctie achteruit kan gaan. Er is behandeling mogelijk en ook remt een gezonde leefstijl de achteruitgang van de nierfunctie. In de rapportage van de verzekeringsarts b&b, die aan het bestreden besluit ten grondslag ligt, is uitgebreid gemotiveerd dat de aangenomen beperkingen passend zijn bij polycystische nieren. In de rapportage van 28 maart 2024 overweegt [verzekeringsarts b&b] dat de ziekmelding per 17 januari 2023 terug te voeren is op nieuwe klachten, zoals een periode van veel bloedplassen in de week voorafgaand aan de ziekmelding per 17 januari 2023 en toegenomen rugklachten. [verzekeringsarts b&b] overweegt dat deze nieuwe klachten het gevolg kunnen zijn van het knappen van een cyste, waardoor de klachten tijdelijk toenemen. Ten tijde van de data in geding in deze beroepsprocedure was geen sprake van fors bloedplassen, hetgeen een andere medische situatie betreft. Er is dan ook geen aanleiding voor het aannemen van extra beperkingen. De rechtbank kan de overwegingen van [verzekeringsarts b&b] volgen en ziet dan ook geen aanleiding om een deskundige te benoemen.
4.9
Dat betekent dus dat, onder verwijzing naar het in overweging 4.7 aangehaalde stappenplan van de CRvB, er geen aanleiding is om aan te nemen dat eiser sinds de EZWb extra beperkingen heeft. Dat betekent dan dat de bij die beoordeling geduide functies in medisch en arbeidskundig opzicht ook op 11 augustus 2022 geschikt zijn voor eiser. De rechtbank komt dan ook niet meer toe aan de beoordeling van de tweede en derde stap uit het stappenplan.
4.1
Zoals eiser terecht in de gronden heeft aangevoerd, heeft het UWV in het bestreden besluit voor wat betreft de herstelverklaring per 11 augustus 2022 niet het in overweging 4.7 omschreven stappenplan gevolgd. De rechtbank kwalificeert dit in beginsel als een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek. De rechtbank kan aan dit gebrek voorbijgaan met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht. Het is niet aannemelijk dat eiser door schending van het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel is benadeeld, omdat zijn beperkingen op 11 augustus 2022 niet anders waren dan per 4 juli 2022 en de conclusie van het UWV over het eigen werk per 11 augustus 2022 juist is. Daarom passeert de rechtbank het gebrek.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het UWV terecht de ZW-uitkering heeft beëindigd per respectievelijk 4 juli 2022 en 11 augustus 2022. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard krijgt eiser geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiser het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.E. Loontjens, griffier, op 9 augustus 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage wettelijk kader

De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Als een verzekerde geen werkgever (meer) heeft en 52 weken arbeidsongeschikt is geweest heeft deze recht op ziekengeld als hij:
- ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, als bedoeld in artikel 19 én
- slechts in staat is ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur met algemeen geaccepteerde arbeid waartoe hij met zijn krachten en bekwaamheden in staat is (artikel 19aa, eerste lid, en artikel 19ab, derde lid, van de ZW).
De mate van arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld op basis van een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek (artikel 19ab, eerste lid, van de ZW).
Onder “zijn arbeid” als bedoeld in artikel 19 van de ZW wordt verstaan de laatstelijk voor de ziekmelding feitelijk verrichte arbeid. Deze regel lijdt uitzondering, wanneer de verzekerde – na een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling in het kader van de WIA of een EZWb – niet in enig werk heeft hervat en zich vervolgens weer ziek meldt. Ziekengeld kan in zo’n geval worden geweigerd wanneer is voldaan aan de volgende twee, cumulatieve, voorwaarden:
1. van de oorspronkelijk bij de EZWb of WIA geselecteerde functies, met inbegrip van de functies die als reservefuncties aan de betrokkene zijn voorgehouden, zijn op de datum in geding ten minste drie functies met elk ten minste drie arbeidsplaatsen voor de verzekerde geschikt gebleven, én
2. op basis van die functies – gelet op de loonwaarde die die functies ten tijde van de EZWb of WIA vertegenwoordigden, afgezet tegen het bij de EZWb of WIA geldende maatmaninkomen – is nog steeds sprake van een arbeidsgeschiktheid van ten minste 65%. Daarbij is niet van belang of de oorspronkelijke functies ten tijde van de latere ziekmelding nog in het CBBS aanwezig zijn. Evenmin is van belang of die functies ten tijde van de nieuwe ziekmelding op onderdelen qua belasting en/of beloning inmiddels zijn gewijzigd. [3]

Voetnoten

1.CRvB 19 juli 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1413.
2.CRvB 23 december 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:2672, r.o. 4.7.1 tot en met 4.7.3.