ECLI:NL:RBZWB:2024:5449

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 juni 2024
Publicatiedatum
7 augustus 2024
Zaaknummer
10920836 \ MB VERZ 24-134
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.H.C. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens onduidelijke verkeerssituatie en meerdere sancties binnen één week

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 juni 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene, vertegenwoordigd door een gemachtigde, had een boete ontvangen voor het handelen in strijd met een geslotenverklaring voor motorvoertuigen op de Houtmarkt in Breda. De gemachtigde voerde aan dat de boete niet redelijk was, gezien de onduidelijke verkeerssituatie en het feit dat de dochter van de betrokkene meerdere boetes had ontvangen voor hetzelfde feit binnen een korte periode. De officier van justitie had het beroep eerder ongegrond verklaard, maar de kantonrechter oordeelde dat de tweede boete in strijd was met het Beleidskader digitale handhaving geslotenverklaringen en voetgangersgebieden. Dit houdt in dat de eerste boetebeschikking verzonden moet zijn voordat een volgende boete kan worden opgelegd. De kantonrechter verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de boetebeschikking en de beslissing van de officier van justitie, en droeg de officier op het betaalde bedrag aan zekerheid terug te betalen aan de betrokkene. Tevens werd een proceskostenvergoeding toegewezen aan de gemachtigde van de betrokkene.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 10920836 \ MB VERZ 24-134
CJIB-nummer : 2062 5422 5063 3956
uitspraakdatum : 7 juni 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : [gemachtigde]

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Gemachtigde heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door gemachtigde beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 7 juni 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittigsvertegenwoordiger). Gemachtigde is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven:
handelen in strijd met een geslotenverklaring voor alle motorvoertuigen bord C12 op de Houtmarkt (richting Oude Vest) te Breda op 20 juni 2022 om 16:35 uur.
Gemachtigde heeft namens betrokkene in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Betrokkene stelt dat zijn dochter drie keer een boete heeft gereden voor hetzelfde feit, door een erg onduidelijke verkeersituatie. Betrokkene stelt dat zijn dochter geen kans heeft gehad om haar gedrag aan te passen. De dochter van betrokkene is niet bekend in Breda en de borden als ‘Houtmarkt gesloten’ of ‘Houtmarkt niet bereikbaar’ geven haar niet de indruk dat deze voor haar van toepassing zijn. Gemachtigde stelt dat er is gehandeld in strijd met het digitale Beleidskader digitale handhaving geslotenverklaringen en voetgangersgebieden. Er mag per week maximaal één beschikking per kenteken worden geregistreerd en de eerste moet zijn verzonden voordat de volgende wordt opgelegd. Betrokkene heeft meerdere sancties binnen één week ontvangen. Gemachtigde voert aan dat de officier van justitie een bewijslast heeft om aan te tonen dat de gedraging is verricht. Voorts verzoekt gemachtigde om een proceskostenvergoeding toe te wijzen op rekening van gemachtigde. Ter zitting heeft gemachtigde de beroepsgronden herhaalt.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gegrond te verklaren, omdat de tweede boete in strijd is met het Beleidskader digitale handhaving geslotenverklaringen en voetgangersgebieden, versie augustus 2018. De eerste boetebeschikking moet zijn verzonden voordat een volgende boete opgelegd kan worden. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt indien er een proceskostenvergoeding wordt toegewezen, deze alleen voor de fase bij de kantonrechter toe te passen.

Overwegingen

Inhoudelijk
De kantonrechter overweegt dat het in deze zaak gaat om het opleggen van meerdere boetes voor het handelen in strijd met een gesloten¬verklaring, vastgesteld via digitale handhaving. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft hierover in een arrest van 24 februari 2023 (ECLI:NL:GHARL:2023:1663) - kort samengevat - geoordeeld dat het “Beleidskader digitale handhaving geslotenverklaringen en voetgangersgebieden, versie augustus 2018” (hierna: het Beleidskader) voorschrijft dat de eerste boete¬beschikking moet zijn verzonden voordat een volgende boete kan worden opgelegd. De gedachte hierachter is dat een betrokkene pas na ontvangst van de eerste boete in de gelegenheid is om zijn of haar gedrag aan te passen.
In dit geval is de eerste boetebeschikking (voor een overtreding op 12 juni 2022) gedateerd 2 juli 2022. De tweede boete betreft een overtreding op 20 juni 2022, dat is vóór de datum van verzending van de eerste boetebeschikking. Dit betekent dat het opleggen van deze tweede boete in strijd is met het Beleidskader. Het beroep is dus gegrond en de boetebeschikking zal worden vernietigd.
Conclusie
Het beroep is dus gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van de officier van justitie zullen worden vernietigd. Het bedrag dat betrokkene aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Proceskostenvergoeding
Ook zal de kantonrechter een proceskostenvergoeding toekennen voor het indienen van het beroepschrift bij de kantonrechter.
Vanwege de samenhang tussen de verschillende beroepschriften zal een factor 1,5 worden toegepast, nu het vier zaken betreft.
De berekening is als volgt:
1. punt x gewicht 0,25 x € 875,- = € 218,75 x factor 1,5 = € 328,13.
1. punt x gewicht 0,25 x € 875,- = € 218,75 x factor 1,5 = € 328,13.
€ 328,13 + € 328,13 = € 656,26 : 4 = € 164,07.
De gemachtigde heeft verzocht te bepalen dat alleen bevrijdend kan worden betaald door de bedragen over te maken op een bankrekening van de gemachtigde. Zoals het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in ECLI:NL:GHARL:2024:1 heeft overwogen is hiervoor geen wettelijke grondslag. Omdat de wijze van betaling, namelijk op een bankrekening van betrokkene, rechtstreeks voortvloeit uit artikel 13a, lid 3 van de Wahv, is er geen aanleiding om daarover in het dictum een beslissing op te nemen.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 109,- dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 164,07.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: