ECLI:NL:RBZWB:2024:5450

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 juni 2024
Publicatiedatum
7 augustus 2024
Zaaknummer
10731230 \ MB VERZ 23-502
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.H.C. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens meerdere sancties voor geslotenverklaring

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 juni 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het handelen in strijd met een geslotenverklaring voor motorvoertuigen op de Houtmarkt in Breda. De gedraging vond plaats op 31 mei 2022, maar de betrokkene stelde dat zijn vrouw per ongeluk over een bus sluis was gereden, terwijl er wegwerkzaamheden waren. De gemachtigde van de betrokkene voerde aan dat de boete niet redelijk was en dat er meerdere sancties binnen één week waren opgelegd, wat in strijd zou zijn met het digitale Beleidskader voor handhaving van geslotenverklaringen.

De officier van justitie had het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard, maar de kantonrechter oordeelde dat de tweede boete in strijd was met het Beleidskader, dat voorschrijft dat de eerste boetebeschikking verzonden moet zijn voordat een volgende kan worden opgelegd. De kantonrechter verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de boetebeschikking en de beslissing van de officier van justitie, en droeg de officier van justitie op het betaalde bedrag van € 109,- aan de betrokkene terug te betalen. Tevens werd een proceskostenvergoeding van € 164,07 toegekend aan de betrokkene.

De uitspraak benadrukt het belang van de juiste procedure bij het opleggen van verkeersboetes en de noodzaak voor de handhaving om zich aan het Beleidskader te houden. De kantonrechter heeft in deze zaak de belangen van de betrokkene gewogen tegen de handhaving van verkeersregels en heeft geoordeeld dat de opgelegde sancties niet in overeenstemming waren met de geldende richtlijnen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 10731230 \ MB VERZ 23-502
CJIB-nummer : 7062 5422 5038 9941
uitspraakdatum : 7 juni 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : [gemachtigde]

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Gemachtigde heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door gemachtigde beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 7 juni 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Gemachtigde is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven:
handelen in strijd met een geslotenverklaring voor alle motorvoertuigen: bord C12 op de Houtmarkt (richting Oude Vest) te Breda op 31 mei 2022 om 18:13 uur.
Gemachtigde heeft namens betrokkene in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Betrokkene stelt dat zijn vrouw per ongeluk over een bus sluis is gereden in Breda. Op dat moment waren er wegwerkzaamheden. Op het moment dat de vrouw van betrokkene doorhad dat dit niet mocht, is zij omgedraaid en heeft zij haar tweede bekeuring gemaakt. Gemachtigde stelt dat er is gehandeld in strijd met het digitale Beleidskader digitale handhaving geslotenverklaringen en voetgangersgebieden. Er mag per week maximaal één beschikking per kenteken worden geregistreerd en de eerste moet zijn verzonden voordat de volgende wordt opgelegd. Betrokkene heeft meerdere sancties binnen één week ontvangen. Gemachtigde voert aan dat de officier van justitie een bewijslast heeft om aan te tonen dat de gedraging is verricht. Voorts verzoekt gemachtigde om een proceskostenvergoeding toe te wijzen op rekening van gemachtigde.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gegrond te verklaren en heeft daartoe aangevoerd dat de tweede boete in strijd is met het Beleidskader. Ook heeft gemachtigde niet voldoende onderbouwd dat er tijdens de gedraging sprake was van werkzaamheden. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt indien er een proceskostenvergoeding wordt toegewezen, deze alleen voor de fase bij de kantonrechter toe te passen.

Overwegingen

De kantonrechter overweegt dat het in deze zaak gaat om het opleggen van meerdere boetes voor het handelen in strijd met een gesloten¬verklaring, vastgesteld via digitale handhaving. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft hierover in een arrest van 24 februari 2023 (ECLI:NL:GHARL:2023:1663) - kort samengevat - geoordeeld dat het “Beleidskader digitale handhaving geslotenverklaringen en voetgangersgebieden, versie augustus 2018” (hierna: het Beleidskader) voorschrijft dat de eerste boete¬beschikking moet zijn verzonden voordat een volgende boete kan worden opgelegd. De gedachte hierachter is dat een betrokkene pas na ontvangst van de eerste boete in de gelegenheid is om zijn of haar gedrag aan te passen.
In dit geval is de eerste boetebeschikking (voor een overtreding op 31 mei 2022) gedateerd 2 juli 2022. De tweede boete betreft een overtreding op 31 mei 2022, dat is vóór de datum van verzending van de eerste boetebeschikking. Dit betekent dat het opleggen van deze tweede boete in strijd is met het Beleidskader. Het beroep is dus gegrond en de boetebeschikking zal worden vernietigd.
Conclusie
Het beroep is dus gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van de officier van justitie zullen worden vernietigd. Het bedrag dat betrokkene aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Proceskostenvergoeding
Ook zal de kantonrechter een proceskostenvergoeding toekennen voor het indienen van het beroepschrift bij de kantonrechter.
Vanwege de samenhang tussen de verschillende beroepschriften zal een factor 1,5 worden toegepast, nu het vier zaken betreft.
De berekening is als volgt:
1. punt x gewicht 0,25 x € 875,- = € 218,75 x factor 1,5 = € 328,13.
1. punt x gewicht 0,25 x € 875,- = € 218,75 x factor 1,5 = € 328,13.
€ 328,13 + € 328,13 = € 656,26 : 4 = € 164,07.
De gemachtigde heeft verzocht te bepalen dat alleen bevrijdend kan worden betaald door de bedragen over te maken op een bankrekening van de gemachtigde. Zoals het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in ECLI:NL:GHARL:2024:1 heeft overwogen is hiervoor geen wettelijke grondslag. Omdat de wijze van betaling, namelijk op een bankrekening van betrokkene, rechtstreeks voortvloeit uit artikel 13a, lid 3 van de Wahv, is er geen aanleiding om daarover in het dictum een beslissing op te nemen.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 109,- dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 164,07.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: