ECLI:NL:RBZWB:2024:5452

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 juni 2024
Publicatiedatum
7 augustus 2024
Zaaknummer
10540689 \ MB VERZ 23-310
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.H.C. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens meerdere sancties voor dezelfde gedraging

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 juni 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het handelen in strijd met een geslotenverklaring voor motorvoertuigen op de Houtmarkt in Breda op 1 juni 2022. De gemachtigde van de betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting is aangevoerd dat de boete niet redelijk was, omdat de betrokkene onderweg was naar een parkeerplaats die afgesloten was en de GPS een verkeerde route aangaf. De gemachtigde stelde ook dat er in strijd met het digitale Beleidskader was gehandeld, omdat er meerdere boetes binnen één week waren opgelegd zonder dat de eerste boete was verzonden. De kantonrechter heeft overwogen dat het opleggen van de tweede boete in strijd is met het Beleidskader, omdat de eerste boetebeschikking pas na de tweede boete was verzonden. Hierdoor is het beroep gegrond verklaard en zijn zowel de boetebeschikking als de beslissing van de officier van justitie vernietigd. Tevens is de officier van justitie veroordeeld tot het terugbetalen van de zekerheid die door de betrokkene was betaald, alsook tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene. De uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken op 7 juni 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 10540689 \ MB VERZ 23-310
CJIB-nummer : 0062 5422 5047 1556
uitspraakdatum : 7 juni 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : [gemachtigde]

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Gemachtigde heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door gemachtigde beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 7 juni 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze. Gemachtigde is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven:
handelen in strijd met een geslotenverklaring voor alle motorvoertuigen: bord C12 op de Houtmarkt (richting Oude Vest) te Breda op 1 juni 2022 om 09:58 uur.
Gemachtigde heeft namens betrokkene in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Betrokkene was onderweg naar de parking bij de Houtmarkt, maar de parking was afgesloten. Hierna heeft de GPS van betrokkene de verkeerde weg aangegeven, waardoor betrokkene terug moest draaien. Hiervoor heeft zij twee boetes gekregen. Gemachtigde stelt dat er is gehandeld in strijd met het digitale Beleidskader digitale handhaving geslotenverklaringen en voetgangersgebieden. Er mag per week maximaal één beschikking per kenteken worden geregistreerd en de eerste moet zijn verzonden voordat de volgende wordt opgelegd. Betrokkene heeft meerdere sancties binnen één week ontvangen. Gemachtigde voert aan dat de officier van justitie een bewijslast heeft om aan te tonen dat de gedraging is verricht. Voorts verzoekt gemachtigde om een proceskostenvergoeding toe te wijzen op rekening van gemachtigde.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gegrond te verklaren en heeft daartoe aangevoerd dat de tweede boete in strijd is met het Beleidskader. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt indien er een proceskostenvergoeding wordt toegewezen, deze alleen voor de fase bij de kantonrechter toe te passen.

Overwegingen

De kantonrechter overweegt dat het in deze zaak gaat om het opleggen van meerdere boetes voor het handelen in strijd met een gesloten¬verklaring, vastgesteld via digitale handhaving. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft hierover in een arrest van 24 februari 2023 (ECLI:NL:GHARL:2023:1663) - kort samengevat - geoordeeld dat het “Beleidskader digitale handhaving geslotenverklaringen en voetgangersgebieden, versie augustus 2018” (hierna: het Beleidskader) voorschrijft dat de eerste boete¬beschikking moet zijn verzonden voordat een volgende boete kan worden opgelegd. De gedachte hierachter is dat een betrokkene pas na ontvangst van de eerste boete in de gelegenheid is om zijn of haar gedrag aan te passen.
In dit geval is de eerste boetebeschikking (voor een overtreding op 1 juni 2022) gedateerd 6 juli 2022. De tweede boete betreft een overtreding op 1 juni 2022, dat is vóór de datum van verzending van de eerste boetebeschikking. Dit betekent dat het opleggen van deze tweede boete in strijd is met het Beleidskader. Het beroep is dus gegrond en de boetebeschikking zal worden vernietigd.
Conclusie
Het beroep is dus gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van de officier van justitie zullen worden vernietigd. Het bedrag dat betrokkene aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Proceskostenvergoeding
Ook zal de kantonrechter een proceskostenvergoeding toekennen voor het indienen van het beroepschrift bij de kantonrechter.
Vanwege de samenhang tussen de verschillende beroepschriften zal een factor 1,5 worden toegepast, nu het vier zaken betreft.
De berekening is als volgt:
1. punt x gewicht 0,25 x € 875,- = € 218,75 x factor 1,5 = € 328,13.
1. punt x gewicht 0,25 x € 875,- = € 218,75 x factor 1,5 = € 328,13.
€ 328,13 + € 328,13 = € 656,26 : 4 = € 164,07.
De gemachtigde heeft verzocht te bepalen dat alleen bevrijdend kan worden betaald door de bedragen over te maken op een bankrekening van de gemachtigde. Zoals het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in ECLI:NL:GHARL:2024:1 heeft overwogen is hiervoor geen wettelijke grondslag. Omdat de wijze van betaling, namelijk op een bankrekening van betrokkene, rechtstreeks voortvloeit uit artikel 13a, lid 3 van de Wahv, is er geen aanleiding om daarover in het dictum een beslissing op te nemen.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 109,- dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 164,07.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: