ECLI:NL:RBZWB:2024:7235
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-ontvankelijkverklaring van bezwaar tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 oktober 2024, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn bezwaar tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting behandeld. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag die was opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Breda. De heffingsambtenaar had het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat het niet tijdig was ingediend. Tevens was de naheffingsaanslag ambtshalve vernietigd, omdat de belanghebbende wel parkeerbelasting had voldaan, maar dit was gebeurd op een verkeerd ingevoerd kenteken.
De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. De belanghebbende was tijdens de bezwaarprocedure niet gewezen op de termijnoverschrijding en had niet de kans gekregen om zich hierover uit te laten. Ondanks dat de naheffingsaanslag al was vernietigd, verzocht de belanghebbende om vernietiging van de uitspraak op bezwaar en om een proceskostenvergoeding. De rechtbank concludeert echter dat de vernietiging van de uitspraak op bezwaar niet noodzakelijk is, omdat de belangen van de belanghebbende niet gediend zijn met een correctie van het dictum. De naheffingsaanslag was immers al vernietigd door de heffingsambtenaar, en er was geen aanleiding voor een kostenvergoeding, aangezien de naheffingsaanslag was opgelegd door de fout van de belanghebbende zelf.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.