ECLI:NL:RBZWB:2024:7236
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot proceskostenvergoeding in belastingzaak na intrekking beroep
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 oktober 2024, wordt het verzoek van de belanghebbende om een proceskostenvergoeding beoordeeld. De belanghebbende had eerder beroep ingesteld tegen een besluit van de heffingsambtenaar van de gemeente Breda, maar trok dit beroep in nadat de heffingsambtenaar het besluit had herzien. De rechtbank heeft de heffingsambtenaar in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenvergoeding. De heffingsambtenaar heeft aangegeven akkoord te gaan met de vergoeding van de gemaakte proceskosten, het griffierecht en de wettelijke rente daarover.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting en wijst het verzoek om proceskostenvergoeding toe, aangezien de heffingsambtenaar geen bezwaar heeft gemaakt tegen de vergoeding. De rechtbank berekent de vergoeding op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij voor de rechtsbijstand door de gemachtigde een vast bedrag per proceshandeling wordt gehanteerd. De totale vergoeding voor de belanghebbende bedraagt € 749,50, en de heffingsambtenaar is verplicht om het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden.
Daarnaast heeft de belanghebbende aanspraak gemaakt op vergoeding van rente, wat door de rechtbank wordt gehonoreerd. De rechtbank beslist dat de wettelijke rente gaat lopen indien de proceskostenvergoeding en/of het griffierecht niet binnen vier weken na de uitspraak aan de belanghebbende wordt uitbetaald. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.