ECLI:NL:RBZWB:2024:762

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 februari 2024
Publicatiedatum
8 februari 2024
Zaaknummer
22/2550
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de vaststelling van verlies en afwaardering van leningen in het belastingrecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 7 februari 2024, wordt het beroep van [belanghebbende] B.V. behandeld, die in geschil is met de inspecteur van de belastingdienst over de afwaardering van leningen en de vaststelling van het verlies over het jaar 2015. De rechtbank verwijst naar een eerdere tussenuitspraak van 1 september 2023, waarin werd geoordeeld over de zakelijkheid van verschillende leningen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de leningen [lening A1], [lening A2] en [lening A4] zakelijk zijn, terwijl [lening A3] onzakelijk is. De belanghebbende heeft inzicht gegeven in de hoogte van de leningen, en de inspecteur heeft geen inhoudelijke reactie gegeven op deze informatie.

De rechtbank concludeert dat het verlies van [b.v. 1] voor het jaar 2015 moet worden vastgesteld op € 480.400, na een afwaarderingsverlies van € 114.990,51 op de zakelijk geachte leningen en € 30.400 op de onzakelijke lening. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak op bezwaar, en bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van € 365 moet vergoeden, evenals een proceskostenvergoeding van € 2.187,50 aan de belanghebbende. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Eindhoven
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/2550

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 februari 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] B.V. (rechtsopvolgster van [b.v. 1] ), statutair gevestigd in [plaats] , belanghebbende,
(gemachtigde: mr. P.M.J.M. Martens),
en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. Voor het procesverloop tot aan de tussenuitspraak verwijst de rechtbank naar haar tussenuitspraak van 1 september 2023. [1]
1.1.
In de tussenuitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat de volgende leningen niet onzakelijk zijn en dat belanghebbende deze mag afwaarderen ten laste van haar resultaat over het jaar 2015:
- [lening A1] ;
- [lening A2] ;
- [lening A4] ;
- [lening B2] .
In de tussenuitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat de volgende leningen onzakelijk zijn en dat belanghebbende deze niet mag afwaarderen ten laste van haar resultaat over het jaar 2015:
- [lening A3] ;
- [lening B1] .
1.2.
Omdat het voor de rechtbank niet mogelijk was de hoogte van de leningen [lening A1] tot en met [lening A3] op het moment van afwaarderen te bepalen heeft zij belanghebbende verzocht om inzicht in de hoogte van de leningen te verschaffen. Met dagtekening 28 september 2023 heeft belanghebbende onder meer het volgende overzicht verstrekt:
“Ten aanzien van de aflossingsverplichtingen van de leningen [lening A1] en [lening A2] hebben interne overboekingen naar lening [lening A4] plaatsgevonden. Door de interne boekhoudkundige verwerking is weliswaar een nieuwe lening ontstaan ( [lening A4] ), maar de herkomst van de uitgeleende bedragen is niet gewijzigd.
Ultimo 2015 bedroeg de vordering van [b.v. 1] op [b.v. 2] in totaal ad €254.192,31. Deze schuld is als volgt opgebouwd:
- Lening [lening A1] € 0,01
- Lening [lening A2] € 32.960,00
- Lening [lening A3] € 139.201,82
- Lening [lening A4] € 82.030,50
De rechtbank heeft in haar tussenuitspraak geoordeeld dat de leningen [lening A1] , [lening A2] en [lening A4] zakelijk zijn. Dit komt neer op een totaal bedrag van € 114.990,49. De onzakelijke lening [lening A4](de rechtbank begrijpt: de onzakelijke lening [lening A3] )
bedraagt ultimo 2015 € 139.201,82.”
De inspecteur is vervolgens in de gelegenheid gesteld om op het door belanghebbende verstrekte overzicht te reageren. Met dagtekening 31 oktober 2023 heeft de inspecteur te kennen gegeven geen aanleiding te zien voor een inhoudelijke reactie.
1.3.
De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

Verdere beoordeling van het geschil

2. Het oordeel van de rechtbank over de zakelijkheid van de leningen is opgenomen in haar tussenuitspraak van 1 september 2023. [2] In deze uitspraak zal de rechtbank nog een oordeel geven naar welk bedrag het verlies van [b.v. 1] voor het jaar 2015 bij de herzieningsbeschikking dient te worden vastgesteld.
2.1.
De rechtbank overweegt dat belanghebbende gemotiveerd heeft gesteld hoe het verloop van de leningen [lening A1] tot en met [lening A4] is geweest en wat de hoogte van de te vorderen bedragen ultimo 2015 was. Omdat de inspecteur de door belanghebbende gestelde bedragen niet heeft betwist, zal de rechtbank uitgaan van de juistheid van de door belanghebbende gestelde bedragen. Gelet op de door belanghebbende gestelde bedragen is de rechtbank van oordeel dat belanghebbende op de leningen [lening A1] , [lening A2] en [lening A4] een afwaarderingsverlies van € 114.990,51 [3] ten laste van het resultaat kan brengen.
2.2.
In de tussenuitspraak heeft de rechtbank beslist dat het afwaarderingsverlies op de lening [lening B2] eveneens ten laste van het resultaat mag worden gebracht voor een bedrag van € 30.400. [4] Dit betekent dat het door de inspecteur vastgestelde verlies van € 335.009 dient te worden verhoogd met een bedrag van (afgerond) € 145.391 naar een bedrag van € 480.400. [5]

Conclusie en gevolgen

3. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat het verlies wordt vastgesteld op € 480.400.
3.1.
Omdat het beroep gegrond is, moet de inspecteur het griffierecht aan belanghebbende vergoeden en krijgt belanghebbende ook een vergoeding van haar proceskosten. De proceskostenvergoeding wordt op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit) vastgesteld. De rechtbank stelt de vergoeding van de proceskosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.187,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor de aanwezigheid ter zitting en 0,5 punt voor het geven van schriftelijke inlichtingen op verzoek met een waarde per punt van € 875). Belanghebbende krijgt geen vergoeding van haar kosten in de bezwaarfase, omdat daar in de bezwaarfase niet om is verzocht.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- stelt het (herziene) verlies van het jaar 2015 vast op € 480.400;
- bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van € 365 aan belanghebbende moet vergoeden;
- veroordeelt de inspecteur tot betaling van € 2.187,50 aan proceskosten aan belanghebbende.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van mr. F.A.J.M. Wouters, griffier, op 7 februari 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist. [6]
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Rechtbank Zeeland-West-Brabant 1 september 2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:6007.
2.Rechtbank Zeeland-West-Brabant 1 september 2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:6007.
3.€ 0,01 ( [lening A1] ) + € 32.960,00 ( [lening A2] ) en € 82.030,50 ( [lening A4] ).
4.Rechtspraak Zeeland-West-Brabant 1 september 2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:6007, r.o. 4.7 en 8.12.
5.€ 335.009 + € 114.991 ( [lening A1] , [lening A2] en [lening A4] ) + € 30.400 ( [lening B2] ).
6.Artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid, van de AWR.