ECLI:NL:RBZWB:2024:7697

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 november 2024
Publicatiedatum
12 november 2024
Zaaknummer
24/5411
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van een bezwaar tegen gemeentelijk voorkeursrecht door mede-eigenaar van onroerend goed

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 november 2024, wordt het beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn bezwaar tegen het vestigen van een gemeentelijk voorkeursrecht op vier percelen beoordeeld. Eiser, mede-eigenaar van de percelen, had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de gemeenteraad van Zundert, die op 15 mei 2024 het voorkeursrecht had vastgesteld. De rechtbank oordeelt dat eiser als belanghebbende moet worden aangemerkt, ondanks dat hij de percelen samen met zijn broer en zus bezit. De rechtbank stelt vast dat de gemeenteraad eiser ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat hij een eigen en persoonlijk belang heeft bij het besluit. De rechtbank vernietigt het besluit van de gemeenteraad en draagt deze op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, waarbij het griffierecht en proceskosten aan eiser vergoed moeten worden. De uitspraak benadrukt het belang van mede-eigenaarschap in het bestuursrecht en de rechten van individuele eigenaren om bezwaar te maken tegen besluiten die hun belangen raken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/5411
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 november 2024 in de zaak tussen

[eiser], uit [plaats 1], eiser

(gemachtigde: [gemachtigde 1]),
en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zundert

(gemachtigde: mr. R.J. Lucassen en [gemachtigde 2]).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet-ontvankelijk verklaren van zijn bezwaar tegen het vestigen van een gemeentelijk voorkeursrecht op vier percelen gelegen aan of nabij de [straat 1] en de [straat 2] en [straat 3] te [plaats 2]. De gemeenteraad heeft dit besloten op 15 mei 2024.
1.1.
De gemeenteraad heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 6 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigden van de gemeenteraad.

Totstandkoming van het besluit

2. Op 26 september 2023 heeft de gemeenteraad van Zundert een aantal gronden aangewezen waarop een gemeentelijk voorkeursrecht wordt gevestigd. Deze gronden zijn mogelijk nodig om een integraal kindcentrum op te bouwen. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Eiser is mede-eigenaar van deze gronden, gezamenlijk met zijn broer en zus. De gronden maken deel uit van een onverdeelde nalatenschap. Hij heeft uitdrukkelijk uit eigen naam bezwaar gemaakt, niet namens de andere erven.
2.1
Uit de beslissing op bezwaar blijkt dat het bezwaar ook namens de partner van eiser is ingediend, maar dat zij niet-ontvankelijk is verklaard omdat ze pas te laat in de bezwaarprocedure betrokken raakte. Het beroepschrift is uitsluitend namens eiser ingediend en hij brengt geen gronden in tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn partner.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de gemeenteraad eisers ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard in hun bezwaar. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
4. De rechtbank verklaart het beroep gegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wettelijk kader
5. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
5.1
Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als van een ambtshalve te nemen besluit vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet een ontwerp ter inzage is gelegd en het besluit met toepassing van afdeling 3.4 van de Awb is voorbereid, blijft op grond van artikel 4.4, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt. Dat betekent dat in dit geval de Wet voorkeursrecht gemeenten, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft. [1]
Inhoudelijke beoordeling
Ontvankelijkheid eiser
6. De gemeenteraad heeft eiser niet-ontvankelijk verklaard omdat hij niet als belanghebbende kan worden aangemerkt. Hij is geen eigenaar van de gronden waar het om gaat: dat is hij alleen gezamenlijk met de andere twee erven. Zij kunnen alleen gezamenlijk bezwaar maken. Eiser komt echter uitdrukkelijk alleen voor zijn eigen belang op. Hij kan daarom niet in zijn bezwaar worden ontvangen.
6.1
Eiser wijst erop dat hij een onverdeeld aandeel in de eigendom van de percelen heeft. Hij is, net als de andere twee eigenaren, belanghebbende bij het primaire besluit. Eiser heeft nadeel bij het besluit omdat hij de gronden wil gebruiken om het agrarisch bedrijf van zijn vader voort te zetten en de twee mede-eigenaren van mening zijn dat de gronden door de vestiging van het voorkeursrecht meer waard zijn geworden. De overname van het bedrijf wordt daarom voor hem duurder.
6.2
Deze beroepsgrond slaagt. De rechtbank is van oordeel dat eiser wel degelijk als belanghebbende is aan te merken. Eiser stelt door het bestreden besluit financieel benadeeld te worden. De twee andere erfgenamen zouden juist financieel voordeel hebben bij dit besluit, omdat zij er vanuit gaan dat dit de marktwaarde verhoogt. Dit is een belang dat direct geraakt wordt door het bestreden besluit van 26 september 2023, want het aanwijzen van gronden waarop een gemeentelijk voorkeursrecht wordt gevestigd is een instrument om in te grijpen in transactiemogelijkheden en de marktwaarde van deze gronden. Mede-eigenaren moeten ook als hun belangen niet gelijk zijn, terwijl ze wel degelijk door het besluit in hun persoonlijke belangen worden geraakt, zelf tegen dit besluit op kunnen komen. Ze moeten daarbij niet afhankelijk zijn van mede-eigenaren met tegengestelde belangen. De rechtbank sluit hierbij aan bij de rechtspraak van de Afdeling dat mede-eigenaarschap als gevolg van rechtsopvolging voldoende is om als belanghebbende te kunnen worden aangemerkt. [2] De gemeenteraad had het bezwaar van eiser dus inhoudelijk moeten behandelen.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is gegrond omdat de rechtbank tot het oordeel komt dat eiser wel degelijk een eigen en persoonlijk belang heeft bij het besluit van 26 september 2023. Dit betekent dat de gemeenteraad zijn bezwaar inhoudelijk had moeten behandelen. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf een inhoudelijke beslissing te nemen. Ook draagt de rechtbank niet aan de gemeenteraad op om het gebrek te herstellen met een betere motivering of een ander besluit (een zogenoemde bestuurlijke lus). Dit omdat deze zaak tot nu toe alleen ging over de ontvankelijkheid van het bezwaar. De gemeenteraad heeft zich nog niet inhoudelijk over het bezwaarschrift uitgesproken. Bovendien geeft dit de gemeenteraad de mogelijkheid om tegen deze uitspraak in hoger beroep te gaan.
7.1.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat de gemeenteraad een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft de gemeenteraad hiervoor acht weken.
7.2.
Omdat het beroep gegrond is moet de gemeenteraad het griffierecht aan eisers vergoeden en krijgen eisers ook een vergoeding van hun proceskosten.
De gemeenteraad moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.750,- omdat de gemachtigde van eisers een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
8. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 15 mei 2024;
- draagt de gemeenteraad op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat de gemeenteraad het griffierecht van € 187,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt de gemeenteraad tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 november 2024 door mr. T. Peters, rechter, in aanwezigheid van mr.drs. R.J. Wesel, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 1:2
1. Onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. [.]
Artikel 7:11
1. Indien het bezwaar ontvankelijk is, vindt op grondslag daarvan een heroverweging van het bestreden besluit plaats.

Voetnoten

1.ABRvS 10 januari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:44
2.ABRvS, 2 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:641