In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 november 2024, wordt het beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn bezwaar tegen het vestigen van een gemeentelijk voorkeursrecht op vier percelen beoordeeld. Eiser, mede-eigenaar van de percelen, had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de gemeenteraad van Zundert, die op 15 mei 2024 het voorkeursrecht had vastgesteld. De rechtbank oordeelt dat eiser als belanghebbende moet worden aangemerkt, ondanks dat hij de percelen samen met zijn broer en zus bezit. De rechtbank stelt vast dat de gemeenteraad eiser ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat hij een eigen en persoonlijk belang heeft bij het besluit. De rechtbank vernietigt het besluit van de gemeenteraad en draagt deze op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, waarbij het griffierecht en proceskosten aan eiser vergoed moeten worden. De uitspraak benadrukt het belang van mede-eigenaarschap in het bestuursrecht en de rechten van individuele eigenaren om bezwaar te maken tegen besluiten die hun belangen raken.