In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 november 2024, wordt het beroep van eiseres beoordeeld, die stelt dat de Dienst Toeslagen niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag van 21 augustus 2023 voor herbeoordeling van haar situatie met betrekking tot de kinderopvangtoeslag. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de Dienst Toeslagen niet binnen de wettelijk vereiste termijn van zes maanden heeft beslist. De rechtbank wijst erop dat de Dienst Toeslagen niet kan aantonen dat een verdagingsbrief op tijd is verzonden, waardoor de beslistermijn is overschreden. Eiseres heeft de Dienst Toeslagen op 4 april 2024 in gebreke gesteld, en de rechtbank bepaalt dat de Dienst Toeslagen alsnog binnen twee weken na verzending van deze uitspraak een besluit moet nemen.
Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de Dienst Toeslagen de termijn voor het nemen van een vooraankondiging overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank stelt ook de bestuurlijke dwangsom vast op € 1.442,-, omdat de ingebrekestelling op 8 april 2024 is ontvangen en er sindsdien meer dan 42 dagen zijn verstreken. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor haar proceskosten van € 656,25, omdat de Dienst Toeslagen het griffierecht moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.