ECLI:NL:RBZWB:2024:8307
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de recht op aftrek van voorbelasting en teruggaaf van omzetbelasting in het kader van short-stay verhuur
Op 4 december 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende en de inspecteur van de belastingdienst. De rechtbank beoordeelt de beroepen van de belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur, die eerder de teruggaaf van omzetbelasting over verschillende tijdvakken had verleend. De inspecteur had de bezwaren van de belanghebbende ongegrond verklaard, waarop de belanghebbende beroep instelde. De rechtbank heeft de beroepen op zitting behandeld op 17 september 2024, waarbij zowel de belanghebbende als de gemachtigde en vertegenwoordigers van de inspecteur aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende recht heeft op aftrek van voorbelasting en daarmee op teruggaaf van omzetbelasting. De zaak draait om de vraag of de verhuur van appartementen door de belanghebbende valt onder de short-stay-uitzondering van de omzetbelasting. De rechtbank concludeert dat de verhuur van de appartementen concurreert met het hotel- en vakantiebestedingsbedrijf, waardoor de verhuur belast is. De beroepen zijn gegrond verklaard, en de inspecteur moet de teruggaven van omzetbelasting vaststellen en het griffierecht en proceskosten vergoeden aan de belanghebbende.