In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 december 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan belanghebbende een aanslag erfbelasting 2022 opgelegd, met een belastingrente van € 1.089. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de belastingrente, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank behandelt de zaak en oordeelt dat de belastingrente terecht in rekening is gebracht. De rechtbank stelt vast dat de aangifte erfbelasting te laat is ingediend, waardoor de belastingrente verschuldigd is. Belanghebbende voert aan dat er bijzondere omstandigheden waren die de termijnoverschrijding rechtvaardigen, maar de rechtbank oordeelt dat deze omstandigheden niet voldoende zijn om de aangifte als tijdig te beschouwen. De rechtbank bevestigt dat de inspecteur de belastingrente correct heeft berekend en dat de aanslag in stand blijft. Het beroep van belanghebbende wordt ongegrond verklaard, en hij krijgt geen griffierecht of proceskosten vergoed.