Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 december 2024 in de zaak tussen
[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende,
de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.
Inleiding
Feiten
Beoordeling door de rechtbank
€ 1.442.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar inzake de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) 2020. De inspecteur heeft op 9 november 2023 uitspraak op bezwaar gedaan inzake het bezwaar tegen de aanslag IB/PVV 2020 en op 24 november 2023 inzake het bezwaar tegen de aanslag IB/PVV 2021. Belanghebbende heeft de inspecteur op 13 juni 2023 en 13 juli 2023 in gebreke gesteld vanwege het niet tijdig doen van uitspraken op de bezwaren. De rechtbank heeft de beroepen op 31 oktober 2024 behandeld, waarbij belanghebbende en de inspecteur vertegenwoordigd waren door mr. [inspecteur 1] en [inspecteur 2].
De rechtbank oordeelt dat het belang aan het beroep van belanghebbende ontvalt, omdat de inspecteur alsnog heeft beslist op het bezwaar. Het beroep tegen de aanslag IB/PVV 2020 wordt gegrond verklaard, en de rechtbank vermindert de aanslag tot een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 65.816. De aanslag IB/PVV 2021 blijft in stand, omdat partijen overeenstemming hebben bereikt over de aanslag IB/PVV 2020. De rechtbank stelt de verbeurde dwangsom vast op € 1.442 voor beide jaren, met wettelijke rente vanaf respectievelijk 4 oktober 2023 en 3 november 2023.
Daarnaast is er een proceskostenvergoeding van € 1.220,10 toegewezen aan belanghebbende, en het griffierecht van in totaal € 101 moet door de inspecteur worden vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. S.J. Willems-Ruesink op 12 december 2024 en is openbaar gemaakt. Belanghebbende kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch.