In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 februari 2024, beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de Belastingdienst/Toeslagen. Eiser had op 14 oktober 2022 een aanvraag ingediend voor herbeoordeling van zijn situatie met betrekking tot de kinderopvangtoeslag. Eiser stelt dat de Belastingdienst niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de beslistermijn is overschreden. Eiser heeft de Belastingdienst op 15 oktober 2023 in gebreke gesteld, en de ingebrekestelling is op 26 oktober 2023 ontvangen. De rechtbank bepaalt dat de Belastingdienst binnen twee weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit moet nemen.
De rechtbank legt een termijn van negen weken op voor het verzenden van een vooraankondiging aan eiser, waarbij eiser de mogelijkheid heeft om een zienswijze in te dienen. Indien de Belastingdienst deze termijn overschrijdt, moet er een dwangsom van € 100,- per dag worden betaald, met een maximum van € 15.000,-. Eiser heeft verzocht om de dwangsom vast te stellen, en de rechtbank bevestigt dat de eerder vastgestelde dwangsom van € 1.442,- door de Belastingdienst correct is.
De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, en dat de Belastingdienst het griffierecht van € 50,- aan eiser moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.