Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
nietexpliciet heeft verzocht om terugbetaling van de gedane uitgaven. Daarnaast geldt dat uit de onderbouwing van [de man] op de mondelinge behandeling reeds volgt dat er geen overeenstemming is bereikt. [de man] stelt zelf namelijk dat [de vrouw] nooit is ingegaan op zijn mededeling over terugbetaling. Dat [de man] terugbetaling wilde is onvoldoende om uit te gaan van het bestaan van een overeenkomst. [de man] dient feiten en omstandigheden te stellen waaruit blijkt dat [de vrouw] (stilzwijgend) akkoord was met terugbetaling. Op de mondelinge behandeling stelt [de man] nog dat [de vrouw] in reactie heeft gezegd dat alles goed zou komen omdat hij op grond van haar testament toch alles zou krijgen. Deze onderbouwing, die overigens door [de vrouw] wordt betwist, is onvoldoende en bovendien tegenstrijdig met zijn stelling dat [de vrouw] nooit reageerde op zijn mededeling over terugbetaling. [de man] had zijn stelling nader dienen te onderbouwen, hetgeen hij heeft nagelaten. Dat [de vrouw] in het begin wel heeft meebetaald aan de uitgaven ten behoeve van de woning, is geen reden anders te oordelen.