Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 december 2024 in de zaak tussen
[eiseres], uit [plaats], eiseres,
Dienst Toeslagen (voorheen Belastingdienst/Toeslagen), verweerder.
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
3.1 De rechtbank overweegt dat uit artikel 2.1, derde lid, van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht) volgt dat een aanvraag voor aanvullende schadevergoeding kan worden gedaan nadat verweerder een besluit heeft genomen over de integrale beoordeling. In antwoord op de door de rechtbank Rotterdam in dit kader gestelde vragen aan verweerder heeft verweerder ook erkend dat uit het wettelijk stelsel voortvloeit dat een compensatie-beschikking niet in rechte vast hoeft te staan, voordat er een aanvraag voor de werkelijke schade kan worden ingediend. De rechtbank verwijst naar de aan de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 12 augustus 2024 gehechte bijlage. [2] Uit die bijlage blijkt dat verweerder soms wel en soms niet de behandeling van de aanvraag voor werkelijke schade aanhoudt in afwachting van de beslissing op het bezwaar tegen de integrale beoordeling. De rechtbank overweegt dat een dergelijke aanhouding de beslistermijn niet verlengt en ook niet opschort. Een wettelijke grondslag daarvoor ontbreekt.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 51,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 437,50 aan proceskosten aan eiseres.