ECLI:NL:RBZWB:2025:107
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de taxivrijstelling voor motorrijtuigen in het bestuursrecht
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 januari 2025, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De zaak betreft de taxivrijstelling voor motorrijtuigen, specifiek voor een taxi die door belanghebbende wordt gebruikt. De inspecteur had eerder een beschikking afgegeven waarin de taxivrijstelling met ingang van 26 september 2023 werd verleend. Belanghebbende was van mening dat de vrijstelling al vanaf 5 juli 2022 moest ingaan, omdat hij zijn taxi vanaf die datum in gebruik had genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep ontvankelijk was, ondanks dat het beroepschrift eerder was ingediend dan de dagtekening van de uitspraak op bezwaar. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur terecht de ingangsdatum van de taxivrijstelling op 26 september 2023 heeft vastgesteld, omdat de vrijstelling pas kan worden verleend na een verzoek van de belastingplichtige, dat in dit geval op 2 oktober 2023 was ingediend. Belanghebbende heeft niet kunnen aantonen dat er een toezegging was gedaan door de Belastingdienst die hem het vertrouwen gaf dat de vrijstelling eerder zou ingaan. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat de taxivrijstelling terecht is toegepast met de ingangsdatum van 26 september 2023. Er wordt geen proceskostenvergoeding toegekend en het griffierecht wordt niet vergoed.