Uitspraak
1.De procedure
- de mondelinge behandeling van 5 februari 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt en waarbij tegen [werkgever] verstek is verleend.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 februari 2025 een verstekvonnis uitgesproken in een kort geding tussen een werknemer en zijn werkgever. De werknemer, vertegenwoordigd door ARAG SE Rechtsbijstand, heeft loonvorderingen ingediend tegen zijn werkgever, die niet is verschenen in de procedure. De procedure is gestart met een dagvaarding en de mondelinge behandeling vond plaats op 5 februari 2025, waarbij verstek is verleend aan de werknemer.
De kantonrechter heeft de vorderingen van de werknemer beoordeeld en deze niet onrechtmatig of ongegrond bevonden. De vorderingen zijn toegewezen, met uitzondering van de gevorderde dwangsommen die zijn beperkt. De werkgever is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten van de werknemer vergoeden, die zijn begroot op € 1.084,02. De kantonrechter heeft ook de wettelijke rente over de nakosten toegewezen.
In de beslissing is de werkgever veroordeeld tot betaling van achterstallig loon, vakantiegeld, reiskosten en buitengerechtelijke kosten. Daarnaast is de werkgever verplicht om binnen vijf dagen na betekening van het vonnis deugdelijke jaaropgaven en salarisspecificaties te verstrekken, met een dwangsom voor elke dag dat deze verplichting niet wordt nagekomen. Ook moet de werkgever de niet afgedragen pensioenpremies aan het Pensioenfonds Horeca & Catering afdragen, met eenzelfde dwangsomregeling. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.