In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 januari 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd voor het parkeren op een parkeerplaats voor elektrische voertuigen, terwijl het voertuig niet was aangesloten op de laadpaal. Betrokkene, vertegenwoordigd door een gemachtigde van Fixiq Legal, stelde dat de laadpaal defect was en dat zij haar laadkabel in de auto had gelegd om deze te beschermen. De officier van justitie had het beroep van betrokkene ongegrond verklaard, waarna betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 17 januari 2025 was de gemachtigde van betrokkene niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. I.M.E. van der Meijden, was wel aanwezig. De kantonrechter oordeelde dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, was verricht, en dat de betrokkene verantwoordelijk was voor het parkeren op de aangewezen plek, ongeacht de defecte laadpaal. De kantonrechter erkende echter dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, wat leidde tot een gedeeltelijke gegrondverklaring van het beroep. De boete werd gematigd met 25% en de proceskostenvergoeding werd toegewezen voor de fase bij de kantonrechter.
De kantonrechter heeft de beslissing van de officier van justitie gewijzigd, waardoor de boete werd verlaagd tot € 75,- plus administratiekosten. Tevens werd de officier van justitie opgedragen om een te veel betaalde zekerheidstelling van € 25,- aan betrokkene terug te betalen. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van bestuurders om zich te vergewissen van de geldende parkeerregels, ook in het geval van defecte laadpalen.