ECLI:NL:RBZWB:2025:1330

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 februari 2025
Publicatiedatum
9 maart 2025
Zaaknummer
11344203 CV EXPL 24-3647 (I)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Eijssen-Vruwink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afrekening dienstverband en aanhouding procedure in verband met verrekening vorderingen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gaat het om een afrekening van het dienstverband van de werknemer, aangeduid als '[de werknemer]', tegen de Gemeente Breda. De werknemer heeft in een eerdere handelszaak een vordering ingediend tot afrekening van zijn dienstverband, inclusief wettelijke verhoging en rente. De Gemeente heeft verweer gevoerd en vraagt om aanhouding van de procedure, omdat zij een aanzienlijke vordering op de werknemer heeft die zij wil verrekenen met de eindafrekening van het dienstverband. De kantonrechter heeft de zaak aangehouden in afwachting van een beslissing in de handelszaak, waarbij de belangen van beide partijen worden afgewogen. De kantonrechter heeft besloten dat er een korte aanhouding moet plaatsvinden en heeft partijen verzocht om verhinderdata op te geven voor een mondelinge behandeling in de maanden augustus, september en oktober 2025. De proceskosten in het incident worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. De volgende zitting is gepland op 19 maart 2025 voor het overleggen van verhinderdata.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Cluster I Civiele kantonzaken
Breda
zaak/rolnr.: 11344203 CV EXPL 24-3647
vonnis d.d. 19 februari 2025
inzake
[de werknemer],
wonende te [plaats] ,
eiser in de hoofdzaak, verweerder in het incident,
gemachtigde: mr. M.W. Huijzer, advocaat te Papendrecht,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon Gemeente Breda,
zetelend te Breda,
gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident,
gemachtigde: mr. E.M. van Winden-Spaans en mr. J.H. Mantel, advocaten te Eindhoven.
Partijen worden hierna aangeduid als “ [de werknemer] ” en “de Gemeente”.

1.Het verloop van het geding

De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. het verwijzingsvonnis van de rechtbank (Cluster II handelszaken, team Civiel, van de onderhavige rechtbank) onder nummer 420548 HA ZA 24-145 (verder: de handelszaak) met de daarin genoemde stukken;
b. de conclusie van antwoord van 18 december 2024, tevens inhoudende een incidentele conclusie strekkende tot aanhouding van de procedure met producties;
c. de conclusie van antwoord in het incident van 29 januari 2025 met producties.

2.Het geschil

In de hoofdzaak:
2.1
[de werknemer] heeft in zijn conclusie van antwoord, tevens inhoudende een vordering tot verwijzing van de zaak en een eis in reconventie, met producties van 17 juli 2024, ingediend in de handelszaak, gevorderd dat de Gemeente overgaat tot afrekening van zijn dienstverband, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en wettelijke rente, met veroordeling van de Gemeente in de proces- en nakosten.
2.2
Bij vonnis van 9 oktober 2024 heeft de rechtbank in de handelszaak de eis in reconventie in de stand waarin deze zich bevond verwezen naar de kantonrechter ter verdere behandeling.
2.3
De Gemeente voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [de werknemer] in de proceskosten, de nakosten en de wettelijke rente daarover.
In het incident:
2.3
De Gemeente vraagt de procedure aan te houden. De Gemeente stelt in de handelszaak dat zij een aanzienlijke vordering op [de werknemer] heeft, die zij wenst te verrekenen met de eindafrekening van het dienstverband van [de werknemer] . Uit de beslissing in de handelszaak zal volgen of zij terecht een beroep doet op verrekening. Zij heeft dan ook belang bij aanhouding van deze procedure, gelet op het restitutierisico. Ook dient gewaakt te worden voor tegenstrijdige beslissingen, nu de Gemeente ook in deze procedure (als uiterst subsidiair verweer) een beroep doet op verrekening. [de werknemer] wordt niet in zijn belangen geschaad, nu hij al ander werk heeft gevonden.
2.4
[de werknemer] concludeert tot afwijzing van de vordering in het incident. Hij voert aan dat de vordering van de Gemeente in de handelszaak niet zal slagen, zodat het beroep op verrekening niet zal slagen. Bovendien staat die zaak los van de verplichting van de Gemeente om het dienstverband van [de werknemer] af te rekenen. Door de aanhouding van de procedure komt de financiële positie van [de werknemer] steeds verder onder druk te staan. Hij betwist een andere baan te hebben gevonden. Voor tegenstrijdige beslissingen hoeft de Gemeente niet te vrezen, nu beide kwesties van elkaar zijn gescheiden door de verwijzing van de rechtbank. Tot slot voert [de werknemer] aan dat het voor een voortvarende behandeling van de zaak voor de hand ligt om de mondelinge behandeling te plannen, nadat de mondelinge behandeling in de handelszaak heeft plaatsgevonden.

3.De beoordeling

In het incident en in de hoofdzaak:
3.1
de Gemeente vordert aanhouding van de procedure in afwachting van het vonnis in de handelszaak en [de werknemer] voert hiertegen verweer. De kantonrechter dient te beoordelen of de procedurele vertraging die het afwachten van het vonnis in de handelszaak onvermijdelijk met zich brengt, gerechtvaardigd kan worden. Dat is een belangenafweging waarbij de omstandigheden van het specifieke geval van doorslaggevende betekenis zullen zijn.
3.2
De kantonrechter overweegt dat de eindafrekening bedragen betreft die noodzakelijk kunnen zijn voor [de werknemer] om in zijn inkomen te voorzien. Of hiervan sprake is, is niet zeker, nu uit productie 2 bij de conclusie van antwoord in reconventie, tevens inhoudende de incidentele vordering tot aanhouding, van de Gemeente lijkt voort te vloeien dat [de werknemer] al ander werk heeft gevonden. Daar komt bij dat rekening moet worden gehouden met de mogelijke vordering van de Gemeente op [de werknemer] en het restitutierisico. Tot slot is de slagingskans van het beroep op verrekening, dat ook in deze procedure als verweer wordt gevoerd, afhankelijk van de beslissing in de handelszaak.
3.3
De kantonrechter is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat er een korte aanhouding dient plaats te vinden om de beslissing in de handelszaak af te wachten. De kantonrechter verzoekt partijen dan ook hun verhinderdata op te geven voor de maanden augustus, september en oktober 2025, zodat in die maanden een mondelinge behandeling van deze zaak kan worden gepland.
3.4
Gelet op de uitkomst van het incident worden de proceskosten in het incident gecompenseerd.
3.5
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing

De kantonrechter:
In het incident en in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rolzitting van
woensdag 19 maart 2025 te 09.00 uurvoor het overleggen van verhinderdata door partijen voor de maanden augustus, september en oktober 2025;
compenseert de proceskosten in het incident, in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Eijssen-Vruwink en in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2025.