ECLI:NL:RBZWB:2025:1624
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor een zeevarende met Litouwse nationaliteit
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van een belanghebbende tegen de afwijzing van een verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2015. De belanghebbende, een Litouwse zeevarende, had in 2015 een aangifte IB/PVV ingediend, maar geen bezwaar gemaakt tegen de opgelegde aanslag. Pas na prejudiciële vragen van de Hoge Raad en het Hof van Justitie van de Europese Unie, die de toepasselijkheid van de socialezekerheidswetgeving bevestigden, heeft de belanghebbende alsnog bezwaar gemaakt. De inspecteur verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk vanwege termijnoverschrijding en wees het verzoek om ambtshalve vermindering af, omdat de onjuistheid van de aanslag voortvloeide uit jurisprudentie die pas na de vaststelling van de aanslag was gewezen. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur terecht geen ambtshalve vermindering heeft verleend, omdat de onjuistheid van de aanslag voortvloeit uit nieuwe jurisprudentie die pas na de onherroepelijke vaststelling van de aanslag is gewezen. De rechtbank concludeert dat de inspecteur het verzoek om ambtshalve vermindering terecht heeft afgewezen, en dat de aanslag in stand blijft.