ECLI:NL:RBZWB:2025:2070

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 april 2025
Publicatiedatum
10 april 2025
Zaaknummer
BRE 24/5432
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit ambtshalve adreswijziging en beroep ongegrond

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de ambtshalve wijziging van haar woonadres in de Basisregistratie Personen (BRP) van [adres 1] naar [adres 2] per 29 december 2023. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oisterwijk heeft op 16 januari 2024 besloten om het woonadres van eiseres ambtshalve te wijzigen, na een adresonderzoek dat was gestart naar aanleiding van een melding over de slechte staat van een pand aan [adres 3]. Eiseres, die eigenaar is van het pand aan [adres 1], betwist de wijziging en stelt dat zij daar nog steeds woont, terwijl [adres 2] enkel haar kantooradres is. De rechtbank heeft het beroep op 27 februari 2025 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigden aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat het college terecht heeft gehandeld door de wijziging door te voeren, omdat eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd dat zij op [adres 1] woont. De rechtbank oordeelt dat de gegevens in de BRP betrouwbaar moeten zijn en dat het aan de betrokkene is om aan te tonen dat zij op het geregistreerde adres woont. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor het besluit van het college in stand blijft. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/5432 BRP

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 april 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oisterwijk, het college.

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de ambtshalve wijziging van de registratie van haar woonadres in de Basisregistratie Personen (BRP) van het [adres 1] naar [adres 2] per 29 december 2023.
1.2.
Het college heeft het besluit over de adreswijziging genomen op 16 januari 2024. Met het bestreden besluit van 21 mei 2024 op het bezwaar van eiseres is het college bij dat besluit gebleven.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 27 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en mr. K. de Lepper en [naam] als de gemachtigden van het college.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres stond in de BRP ingeschreven op het [adres 1] . Eiseres is ook eigenaar van deze woning. Naar aanleiding van een melding die in september 2023 is binnengekomen bij de gemeente Oisterwijk over de slechte staat van een pand aan het [adres 3] heeft het college een adresonderzoek ingesteld.
Voor het adresonderzoek heeft op 26 oktober 2023 een huisbezoek bij eiseres op het [adres 2]
[adres 2] plaatsgevonden. Eiseres werd op dit adres aangetroffen en gaf aan niet onverwachts bezocht te willen worden. Later heeft eiseres het college bericht dat zij enkel schriftelijk wil communiceren. In het rapport van bevindingen van het huisbezoek is door de toezichthouder geconcludeerd dat [adres 2] het woonadres van eiseres is. Door dit huisbezoek is besloten om verder onderzoek uit te voeren.
Bij brief van 22 november 2023 heeft een medewerker van het college eiseres bericht dat uit het adresonderzoek is gebleken dat zij op het [adres 2] woont en heeft het college eiseres verzocht om haar adreswijziging door te geven. Eiseres heeft in haar reactie van
28 november 2025 aangegeven dat het [adres 2] sinds 2006 haar kantooradres is.Eiseres stelt daarbij te blijven wonen op het [adres 1] , en te blijven werken op het [adres 2] .
Op 12 december 2023 heeft een tweede huisbezoek plaatsgevonden, waarbij een medewerker van de gemeente samen met een politiemedewerker nogmaals is langsgegaan bij het [adres 2] . Gerapporteerd is dat het pand aan [adres 2] van binnen niet lijkt op een kantoor, maar dat het aannemelijk is dat eiseres daar woont.
In het kader van het adresonderzoek is verder gebleken dat er op het [adres 1] geen afvallediging plaatsvindt. Brabant Water heeft bevestigd dat er tevens geen wateraansluiting is op dit adres, terwijl dit wel het geval is op het [adres 2] .
Bij brief van 29 december 2023 heeft het college zijn voornemen kenbaar gemaakt om het in de BRP geregistreerde woonadres van eiseres ambtshalve te wijzigen naar het [adres 2] . Eiseres heeft hierop gereageerd en herhaalt dat dit adres niet haar woonadres is.
In het besluit van 16 januari 2024 heeft het college het woonadres van eiseres in de BRP ambtshalve gewijzigd naar [adres 2] met ingang van 29 december 2023. Het college heeft daartoe overwogen dat de situatie waarop het voornemen is gebaseerd, niet is gewijzigd, en dat het geen adreswijziging heeft ontvangen van eiseres. Hiertegen heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Met het bestreden besluit van 21 mei 2024 – aangevuld op 24 mei 2024 – op het bezwaar van eiseres heeft het college het bezwaar ongegrond verklaard. Het college heeft zich hierbij gebaseerd op de bevindingen uit het adresonderzoek, evenals op de verklaring van eiseres van 29 september 2023 in een eerdere WOZ [1] -procedure met betrekking tot het [adres 1] . In die procedure heeft eiseres verklaard dat zij op het [adres 2] woont en dat het [adres 1] niet wordt bewoond. Ook heeft eiseres verklaard dat de woning aan [adres 1] niet is aangesloten op water en gas en dat de woning niet bewoonbaar is. Dit is volgens het college nogmaals neergelegd in de uitspraak [2] .

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of het college het in de BRP geregistreerde woonadres van eiseres terecht heeft gewijzigd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3.1.
De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.2.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Het beroep van eiseres
4. Eiseres voert, kort samengevat, aan dat zij zich niet kan vinden in de adreswijziging. Ten eerste omdat het college bij de aanleiding van het adresonderzoek is uitgegaan van onjuiste informatie. Ten tweede omdat zij al vele jaren op het [adres 1] woont, waar zij ook hypotheekrenteaftrek geniet, terwijl het [adres 2] enkel haar kantooradres is. Ten derde omdat het college haar bevoegdheden heeft misbruikt door intimiderend en grensoverschrijdend op te treden tijdens de huisbezoeken. Eiseres voert verder aan dat de gemeente aansprakelijk is voor de door haar geleden schade als gevolg van de adreswijziging.
Toetsingskader
5. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de
Raad van State (ABRvS) volgt dat de gegevens in de BRP betrouwbaar en duidelijk moeten zijn. De gebruikers van de gegevens moeten erop kunnen vertrouwen dat de gegevens in beginsel juist zijn. Met het oog daarop dienen in de BRP gegevens over de feitelijke verblijfplaats van de betrokkene te worden geregistreerd. Als bij het college na een adresonderzoek in redelijkheid gerede twijfel kan bestaan of de betrokkene op het adres woont waarop hij in de BRP is ingeschreven, is het aan de betrokkene om aannemelijk te maken dat hij op dat adres woont. [3]
5.1.
Voor het uitvoeren van een adresonderzoek heeft het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties de Circulaire Adresonderzoek BRP (Circulaire) ontwikkeld.
De aanleiding van het adresonderzoek
6. Het college heeft de besluitvorming gebaseerd op het adresonderzoek. Dit onderzoek is gestart naar aanleiding van een melding die is binnengekomen bij de gemeente Oisterwijk over de slechte staat van het pand aan [adres 3] . Eiseres betwist echter dat deze melding de aanleiding was voor het onderzoek en stelt dat het college een geheime agenda voert wegens eerdere door haar ingestelde WOZ-procedures. Daarbij stelt eiseres dat het college van onjuiste informatie is uitgegaan, omdat zij geen eigenaar is van het pand aan [adres 3] en dit pand ook niet leegstaat.
6.1.
Gelet op 3.1 van de Circulaire kan het college een adresonderzoek starten bij twijfel over de juistheid van een adresgegeven in de BRP. Wanneer sprake is van twijfel, is ter beoordeling van het college. Het is belangrijk dat het de twijfel kan motiveren. De aanleiding kan heel divers zijn. De rechtbank is, anders dan eiseres, van oordeel dat het college in de melding over de slechte staat van het pand aan [adres 3] in redelijkheid twijfel heeft kunnen zien om een adresonderzoek te starten. Wat door eiseres is aangevoerd biedt geen grondslag voor het vermoeden dat het optreden van de gemeente samenhangt met de bezwaren die eiseres maakt tegen WOZ-beschikkingen. Ook verder biedt het dossier geen aanknopingspunten voor de stelling van eiseres dat de gemeente een geheime agenda voert en instanties bewust verkeerd informeert.
Het adresonderzoek
7. Het college heeft een adresonderzoek uitgevoerd in de periode van
26 oktober 2023 tot en met 29 december 2023. In het verweerschrift en ter zitting heeft het college aangegeven dat aan het bestreden besluit de volgende onderzoeksbevindingen ten grondslag liggen:
  • de melding over de slechte staat van het pand aan [adres 3] , welke als basis diende voor het adresonderzoek;
  • de huisbezoeken op 26 oktober en 12 december 2023;
  • het ontbreken van een wateraansluiting en afvallediging op het [adres 1]
  • de verklaring van eiseres, zoals vastgelegd in het proces-verbaal op 29 september 2023
- de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 8 oktober 2024 [6] , betreffende een tweede WOZ-procedure voor het [adres 1] , waarin wordt uitgegaan van het feit dat de woning in het jaar 2023 niet wordt bewoond.
De huisbezoeken
8. Op grond van artikel 4.2 van de Wet BRP worden ambtenaren aangewezen die zijn belast met het toezicht op de naleving van de verplichtingen van de burger.
Artikel 5:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt voorts dat een toezichthouder bevoegd is elke plaats te betreden, behalve een woning zonder toestemming van de bewoner. Indien nodig kan hij de sterke arm gebruik, en/of zich laten vergezellen door hem aangewezen personen.
8.1.
Eiseres heeft aangevoerd dat het college zijn bevoegdheden heeft misbruikt omdat de toezichthouders tijdens de huisbezoeken grensoverschrijdend en intimiderend hebben opgetreden. De rechtbank begrijpt hieruit dat eiseres van mening is dat de toezichthouders zich niet hebben gehouden aan de regels die gelden voor het uitvoeren van een huisbezoek. Volgens eiseres heeft er een derde huisbezoek plaatsgevonden, waarbij een toezichthouder zijn voet tussen de deur heeft gezet en in de gang aanwezig was. Niet is komen vast te staan dat een dergelijk derde huisbezoek heeft plaatsgevonden. De rechtbank gaat er daarom van uit dat er slechts twee huisbezoeken zijn geweest, op 26 oktober en 12 december 2023. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de verslaglegging van die huisbezoeken niet van grensoverschrijdend of intimiderend gedrag. Eiseres heeft dit ook anderszins niet aannemelijk gemaakt. Het college heeft in dat verband en in het verweerschrift terecht opgemerkt dat voor het aanbellen en stellen van vragen geen juridische toestemming nodig is.
Heeft het college terecht het in de BRP geregistreerde woonadres van eiseres gewijzigd?
9. Eiseres heeft aangevoerd dat het [adres 2] sinds 2006 haar kantooradres is en dat zij geen fiscaal eigenaar meer is van dit pand. Volgens eiseres is haar woonadres al vele jaren [adres 1] . Op dit adres ontvangt zij ook nog steeds hypotheekrenteaftrek. Vanwege verzakking en ernstige scheurvorming in de woning op het [adres 1] krijgt eiseres het in de winter daar niet meer warm. Daarom verblijft zij in de winter op het [adres 2] en in de zomer op het [adres 1] . Ter zitting heeft eiseres bevestigd dat er geen afvallediging meer plaatsvindt op het [adres 1] en dat er ook geen wateraansluiting meer is op dit adres. Eiseres heeft daartoe betoogd dat zij haar afval naar haar kantooradres, [adres 2] , brengt en dat zij geen wateraansluiting nodig heeft, aangezien zij die vroeger ook niet had. Eiseres geeft aan dat zij uit een andere tijd komt en zonder de voorzieningen van de huidige maatschappij kan leven. Voor het [adres 1] betaalt eiseres nog wel de vaste lasten voor elektra.
9.1.
De rechtbank is van oordeel dat het college op basis van de onderzoeksbevindingen die aan het bestreden besluit ten grondslag liggen terecht het in de BRP geregistreerde woonadres van eiseres heeft gewijzigd. Dat eiseres de intentie heeft om in de zomer weer op het [adres 1] te gaan wonen, maakt deze conclusie niet anders. Eiseres heeft ter zitting, in lijn met haar verklaring tijdens voorgaande WOZ-procedures, tevens bevestigd dat zij in de periode waarin het college het adresonderzoek heeft uitgevoerd niet woonachtig was op het [adres 1] . Het betoog van eiseres dat zij geen wateraansluiting nodig heeft overtuigt de rechtbank niet van de juistheid van de stelling van eiseres dat het college onterecht haar adres in de BRP heeft gewijzigd naar [adres 2] . Voorts is de rechtbank van oordeel dat eiseres onvoldoende tegenbewijs heeft geleverd waaruit blijkt dat zij wél woonachtig is op het [adres 1] . Het college heeft in dit verband terecht gesteld dat eiseres enkel heeft ontkend dat haar woonadres [adres 2] is.
Schade naar aanleiding van de wijziging van het woonadres in de BRP
10. Ter zitting heeft eiseres toegelicht dat zij vreest voor schade als zij over het kalenderjaar 2024 niet meer in aanmerking komt voor hypotheekrenteaftrek. Tevens heeft eiseres gesteld dat zij schade heeft geleden, omdat er na de wijziging van haar woonadres in de BRP in haar woning op het [adres 1] is ingebroken. Het college heeft ter zitting medegedeeld dat het, in afwachting van de uitkomst van deze procedure, nog niet heeft gereageerd op de aansprakelijkheidsstelling van eiseres en dat zij een onderbouwd schadeverzoek kan indienen. De rechtbank overweegt in dat verband dat het college na ontvangst van een onderbouwd schadeverzoek acht weken de tijd heeft om te beslissen of en zo ja, hoeveel schadevergoeding eiseres ontvangt. Indien eiseres het hier niet mee eens is, kan zij zich tot de bestuursrechter wenden met het verzoek het college te veroordelen de geleden schade te vergoeden. De rechtbank zal in het kader van deze procedure dus geen beslissing nemen over een eventuele schadeclaim. De ingebrekestelling behoeft ook geen verdere bespreking.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het besluit van 16 januari 2024 om eiseres in de BRP uit te schrijven van het [adres 1] en in te schrijven op het [adres 2] per 29 december 2023 in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Wilbrink, griffier, op 10 april 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 5:15
1. Een toezichthouder is bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, elke plaats te betreden met uitzondering van een woning zonder toestemming van de bewoner.
2. Zo nodig verschaft hij zich toegang met behulp van de sterke arm.
3. Hij is bevoegd zich te doen vergezellen door personen die daartoe door hem zijn aangewezen.
Wet basisregistratie personen
Artikel 1.1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
het woonadres:
1. het adres waar betrokkene woont, waaronder begrepen het adres van een woning die zich in een voertuig of vaartuig bevindt, indien het voertuig of vaartuig een vaste stand- of ligplaats heeft, of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar redelijke verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten.
Artikel 2.20
2. Indien een ingezetene die zijn adres heeft gewijzigd, in gebreke is met het doen van aangifte, draagt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar betrokkene zijn adres heeft, ambtshalve zorg voor opneming van gegevens betreffende het adres. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd de gegevens alsnog aan de aangifte van de betrokkene te ontlenen, indien de aangifte na afloop van de aangiftetermijn geschiedt.
Artikel 2.39
1. De ingezetene die zijn adres wijzigt doet hiervan schriftelijk aangifte bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar hij zijn nieuwe adres heeft.
Artikel 4.2
Het college van burgemeester en wethouders wijst ambtenaren aan die zijn belast met het toezicht op de naleving van de verplichtingen van de burger ingevolge hoofdstuk 2,
afdeling 1, paragraaf 5.
Circulaire Adresonderzoek BRP
3.1.
Start adresonderzoek
De gemeente kan een adresonderzoek starten bij twijfel over de juistheid van een adresgegeven in de BRP. Wanneer er sprake is van twijfel, is ter beoordeling van de gemeente. Het is belangrijk dat zij de twijfel kan motiveren. De aanleiding daarvoor kan heel divers zijn. Voorbeelden:
  • een melding van een persoon of organisatie (geen bestuursorgaan);
  • een terugmelding van een orgaan van de gemeente of een ander bestuursorgaan;
  • een melding vanuit LAA;
  • een eigen constatering van leegstand;
  • een aangifte van verhuizing.

Voetnoten

1.Waardering onroerende zaken.
2.Het college verwijst naar de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 14 november 2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:8106.
3.Zie de uitspraak van de ABRvS van 10 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1145.
4.Zaaknummers: BRE 21/5418 en BRE 22/6056.