ECLI:NL:RBZWB:2025:2288
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toekenning van bijzondere bijstand voor uitvaartkosten en de beoordeling van noodzakelijkheid en redelijkheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 april 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda. Eiseres had bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van de uitvaart van haar echtgenoot, die op 1 januari 2023 was overleden. Het college had in een eerder besluit de aanvraag goedgekeurd voor een bedrag van € 871,-, maar had in een bestreden besluit het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en het eerdere besluit gehandhaafd. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft de zaak op 10 maart 2025 behandeld. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. I. van Baaren, voerde aan dat de verdeling van de uitvaartkosten over de erfgenamen onredelijk was en dat het college onvoldoende rekening had gehouden met de financiële situatie van de erfgenamen. De rechtbank oordeelde dat het college de uitvaartkosten op een redelijke manier had verdeeld en dat de Nibud-prijzengids als richtlijn voor de hoogte van de bijstand mocht worden gebruikt. Eiseres had niet voldoende bewijs geleverd dat de kosten van de uitvaart noodzakelijk waren en dat de Nibud-norm in haar geval niet toereikend was.
De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat het bestreden besluit in stand bleef. Eiseres kreeg geen griffierecht terug en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen ontvingen een afschrift van de uitspraak.