Uitspraak
19 2265 PW
9 april 2019, 18/3077 PW (aangevallen uitspraak)
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Het dagelijks bestuur heeft zich daarbij gebaseerd op het medisch advies van MO-zaak van 24 mei 2017. In dat advies staat dat kleding voor appellante globaal tweemaal zoveel kost. Het dagelijks bestuur heeft de meerkosten van appellante berekend op € 390,- op jaarbasis. Volgens de NIBUD normen bedraagt het normale kleding budget voor dames € 618,- op jaarbasis. Na aftrek van de kosten voor bh’s (€ 36,- per jaar) en schoenen (€ 192,- per jaar) resteert € 390,- op jaarbasis. Omdat de kosten voor appellante tweemaal zo hoog zijn, zijn de meerkosten voor haar berekend op € 390,- op jaarbasis. In het advies van MO-zaak staat verder dat appelante per jaar is aangewezen op drie stevige bh’s in grote maat van € 75,- per stuk. De normale uitgave voor bh’s is volgens het NIBUD € 36,- op jaarbasis. De meerkosten voor bh’s bedragen dus € 189,-. Verder staat in het advies van MO-zaak dat voor appellante per jaar drie paar duurdere dan normale schoenen/sandalen zijn geïndiceerd, waarbij het reëel is de meerkosten (voor schoenen tot € 225,-) te vergoeden. Uitgaand van de normale prijs voor damesschoeisel volgens het NIBUD van € 40,- op jaarbasis heeft het dagelijks bestuur de meerkosten op jaarbasis gesteld op € 555,-. Ten slotte gaat het dagelijks bestuur ervan uit dat appellante drie maal per jaar moet reizen voor de aankoop van kleding en schoenen buiten haar woonplaats. Bij de berekening gaat het dagelijks bestuur uit van een kilometervergoeding van € 0,19 over een afstand van 64 kilometer per keer (reis naar en van Groningen) en een parkeerduur van vier uur per bezoek en komt daarmee uit op een bedrag van € 71,28 op jaarbasis. Alles bijeen genomen komt het dagelijks bestuur tot een berekening van € 1.205,28 op jaarbasis, oftewel € 100,44 per maand.