ECLI:NL:RBZWB:2025:2304

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 april 2025
Publicatiedatum
18 april 2025
Zaaknummer
BRE 24/6297
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van eiseres door het UWV

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar Ziektewet-uitkering door het UWV. Het UWV had op 5 december 2023 besloten de uitkering per 6 januari 2024 te beëindigen, omdat eiseres meer dan 65% van haar loon kan verdienen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt, maar het UWV handhaafde zijn besluit. De rechtbank heeft de zaak op 5 maart 2025 behandeld, waarbij eiseres en een vertegenwoordiger van het UWV aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De beoordeling is gebaseerd op rapporten van verzekeringsartsen van het UWV, die hebben vastgesteld dat eiseres niet volledig arbeidsongeschikt is en dat haar beperkingen adequaat zijn vastgelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst. Eiseres heeft verschillende argumenten aangevoerd tegen de medische beoordeling, maar de rechtbank oordeelt dat deze niet voldoende zijn onderbouwd.

De rechtbank wijst erop dat de functies die het UWV heeft geselecteerd voor de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid, geschikt zijn voor eiseres, en dat de mate van arbeidsongeschiktheid correct is vastgesteld. Aangezien eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is, heeft zij geen recht op een Ziektewet-uitkering. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de beëindiging van de uitkering per 6 januari 2024. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/6297 ZW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 april 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de
beëindiging van haar uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
1.1
Het UWV heeft met het besluit van 5 december 2023 (primair besluit) de ZW-uitkering van eiseres beëindigd met ingang van 6 januari 2024, omdat eiseres meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd.
Met het bestreden besluit van 4 juli 2024 op het bezwaar van eiseres is het UWV bij de beëindiging van de uitkering gebleven.
1.2
De rechtbank heeft het beroep op 5 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, bijgestaan door haar partner, en [naam] namens het UWV.

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is.
Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Bij deze beoordeling is van belang of eiseres medische beperkingen heeft en of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de ZW-uitkering heeft beëindigd per 6 januari 2024.
Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1
Eiseres is werkzaam geweest als schoonmaakster. Voor dat werk is zij op 17 mei 2022 uitgevallen vanwege medische klachten. Haar dienstverband eindigde op 31 mei 2022. Het UWV heeft aan eiseres een ZW-uitkering toegekend. Na een zogeheten Eerstejaars Ziektewet-beoordeling heeft het UWV gesteld dat eiseres in staat is om passende arbeid te verrichten. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
3.2
Niet in geschil is dat eiseres 52 weken arbeidsongeschikt is geweest. Dit betekent dat het UWV terecht ook heeft beoordeeld of eiseres in staat is met algemeen geaccepteerde arbeid meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen. Bij een arbeidsongeschiktheid van minder dan 35% bestaat er geen recht meer op een ZW-uitkering.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
De verzekeringsarts heeft het dossier bestudeerd en eiseres gezien op het spreekuur op 29 november 2023. Er is geen informatie opgevraagd bij derden, omdat de verzekeringsarts van oordeel is dat er voldoende informatie aanwezig is. De verzekeringsarts heeft gerapporteerd dat eiseres al jaren bekend is met een schildklierziekte. Zij is in mei 2022 uitgevallen vanwege pijnklachten in het rechterkniegebied, inmiddels uitstralend naar heupen en rug. Op 20 juli 2022 is zij geopereerd en is rechts een totale knieprothese geplaatst. In de linkerknie zit ook beginnende gonartrose. Zij gebruikt medicatie en loopt met krukken. De verzekeringsarts heeft vastgesteld dat bij eiseres geen sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid, omdat zij niet voldoet aan de uitzonderingscriteria van het Schattingsbesluit. Vanwege haar medische klachten heeft zij beperkingen op het gebied van persoonlijk en sociaal functioneren, aanpassing aan fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen en statische houdingen. De verzekeringsarts heeft de beperkingen en de belastbaarheid van eiseres neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 29 november 2023.
De verzekeringsarts b&b heeft het dossier bestudeerd en heeft geen aanleiding gezien om eiseres uit te nodigen voor een spreekuur. Er zijn voldoende medische gegevens aanwezig voor een beoordeling en de verzekeringsarts heeft eiseres gezien op een fysiek spreekuur en een psychisch en lichamelijk onderzoek verricht. De verzekeringsarts b&b onderschrijft de bevindingen van de verzekeringsarts zoals weergegeven in een consistente uitgebreide rapportage. De door eiseres in bezwaar benoemde, aanvullende beperkingen zijn niet aannemelijk gemaakt vanwege het ontbreken van een medisch objectiveerbare onderbouwing. Ook is er geen aanleiding voor een urenbeperking. Volgens de verzekeringsarts b&b is sprake van adequate preventie ten aanzien van verergering van de beschreven aandoening en klachten, als in aangepast werk rekening gehouden wordt met de beperkingen en de belastbaarheid van eiseres, die zijn neergelegd in de FML van 2 juli 2024 (die inhoudelijk gelijk is aan de FML van 29 november 2023).
4.2
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat zij het niet eens is met de beslissing van het UWV, omdat in het medisch dossier van het UWV verwachtingen staan die zij niet kan waarmaken. Ter zitting heeft eiseres aangegeven dat zij zich in beroep verder aansluit bij haar bezwaargronden.
4.3
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapporten van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten, waaronder de fysieke klachten aan knieën, heupen en rug. Ter zitting heeft eiseres aangegeven geen inzage te hebben in haar eigen medisch dossier. Wat hiervan ook zij, naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat de verzekeringsartsen medische informatie hebben gemist. Uit de rapportages blijkt namelijk dat er voldoende medische gegevens aanwezig waren voor een beoordeling en dat er geen noodzaak werd gezien tot het opvragen van gegevens. Nu eiseres niet heeft onderbouwd over welke medische stukken zij niet kan beschikken en waarom die stukken volgens haar van belang kunnen zijn bij de beoordeling van dit beroep, kan dit standpunt haar niet baten. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden. Ten aanzien van wat eiseres in bezwaar heeft aangevoerd en ter zitting nader heeft toegelicht overweegt de rechtbank het volgende.
Eiseres geeft aan dat er geen rekening is gehouden met haar energetische beperkingen wegens het slecht slapen van twee à drie uur per nacht. De verzekeringsarts b&b heeft gerapporteerd dat dit een nieuwe klacht is die tijdens het consult van de primaire verzekeringsarts niet is genoemd. Eiseres heeft ter zitting aangevoerd dat zij dit wel bij de verzekeringsarts heeft aangegeven. Naar het oordeel van de rechtbank kan de enkele stelling van eiseres, zonder nadere (medische) onderbouwing, niet worden meegewogen bij de vaststelling van de beperkingen van eiseres.
Eiseres geeft verder aan dat zij niet 300 keer per dag kan buigen tijdens werk. De verzekeringsarts b&b heeft aangegeven dat het begrip buigen breder moet worden begrepen, namelijk elke lichte voorwaartse beweging van de rug zoals een kopje koffie of een pen van tafel pakken. Er is daarbij geen sprake van forse belasting. De rechtbank volgt eiseres niet in haar standpunt dat onder buigen ook hurken moet worden begrepen. Niet gebleken is dat eiseres niet in staat is om een lichte voorwaartse beweging te maken.
Eiseres vraagt hoe zij 5 kilogram moet kunnen dragen als zij met twee krukken loopt. De verzekeringsarts b&b heeft gerapporteerd dat dragen volgens het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS) [1] ook in een rolstoel mag plaatsvinden. Ter zitting is gebleken dat eiseres gebruikmaakt van een rolstoel. Dat eiseres ook het dragen in een rolstoel als lastig ervaart en daarop beperkt is, heeft zij naar het oordeel van de rechtbank niet onderbouwd, en kan daarom niet worden gevolgd.
Ook stelt eiseres dat te weinig rekening is gehouden bij ‘klimmen’. Zij kan namelijk niet van een opstapje op en af, omdat zij dan in onbalans is en er een groot risico bestaat dat zij dan valt. Volgens de verzekeringsarts b&b geeft het CBBS bij klimmen aan dat er minstens één hand/arm gebruikt moet worden. Eiseres heeft ter zitting bevestigd dat zij geen hand-/armklachten heeft en van evenwichtsproblemen is de rechtbank niet gebleken. De rechtbank is daarom van oordeel dat de verzekeringsarts b&b eiseres terecht in staat heeft geacht om een opstapje op en af te kunnen.
Eiseres geeft daarnaast aan dat zij in zijn geheel niet geknield of gehurkt actief kan zijn. De verzekeringsarts b&b geeft aan dat het gaat om minder dan 5 minuten en dat hurken/knielen in het CBBS is vastgesteld als een licht gebogen actie van heupen en knieën zoals de deur van een aanrechtkastje afnemen. De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsarts b&b eiseres ten aanzien van knielen of hurken in de FML als sterk beperkt heeft aangeduid. Eiseres heeft niet met medische stukken onderbouwd dat zij nog verder beperkt is ten aanzien van knielen of hurken.
Eiseres stelt dat zij niet veel kan zitten, wat bij de voorgestelde functies wel moet. Zij geeft aan dat zij ongeveer 10 minuten kan zitten zonder te verzitten. De verzekeringsarts b&b merkt op dit punt, naar het oordeel van de rechtbank terecht, op dat ‘zitten’ in het CBBS nog als ‘aaneengesloten’ gezien wordt met even opstaan of verzitten. Uit de rapportages van de verzekeringsartsen blijkt dat eiseres tijdens het spreekuur bij de verzekeringsarts pas na ongeveer een half uur zitten bewegingsdrang had. De rechtbank volgt daarom de verzekeringsarts b&b dat eiseres in staat wordt geacht ongeveer een uur te kunnen zitten inclusief verzitten en even opstaan.
Eiseres stelt ter zitting dat het vervoer van en naar het werk voor haar niet mogelijk is, omdat zij dan 1,5 kilometer in haar rolstoel naar de bus moet gaan en ook nog haar krukken moet meenemen. De rechtbank wijst op vaste jurisprudentie [2] , waaruit blijkt dat het reizen van en naar werk buiten de beoordeling valt.
Ook stelt eiseres dat haar klachten aan heupen, bekken en knieën erger zijn geworden. De zenuwblokkade die voor eind februari 2024 gepland stond, is doorgegaan maar de laatste maanden komen de klachten weer terug. De verwachte verbetering heeft dus niets opgeleverd. De rechtbank stelt vast dat de gestelde verergering van de klachten van na de datum in geding dateren en daarom in deze procedure niet kan worden meegenomen. Indien gewenst kan eiseres een melding toegenomen beperkingen indienen bij het UWV en vragen om een herbeoordeling.
Niet gebleken is dat in de FML van 2 juli 2024 de beperkingen van eiseres zijn onderschat. De beroepsgrond dat eiseres meer beperkt moet worden geacht, slaagt niet. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
Zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt?
5.1
Een arbeidsdeskundige van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: Administratief ondersteunend medewerker (Sbc-code 315100), Telefonist (centrale), medewerker callcenter (inbound; Sbc-code 315174) en Telefonisch verkoper (outbound; Sbc-code 315173). Daarnaast is ook toegevoegd de functie van productiemedewerker industrie (samenstellen van producten; Sbc-code 111180).
5.2
De beroepsgronden van eiseres geven de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de medische geschiktheid van de geselecteerde functies. Het standpunt van eiseres dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit haar opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 4.3 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist. Hierbij merkt de rechtbank op dat het functies betreffen met een fysiek lichte belasting en dat er bij het zitten (naar eigen inzicht/voorkeur) voldoende vertredingsmogelijkheden zijn.
De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
6. Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat pas recht bestaat op een ZW-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de ZW-uitkering terecht beëindigd per 6 januari 2024.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het UWV terecht de ZW-uitkering van eiseres heeft beëindigd per 6 januari 2024. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van S.E. van Noort, griffier, op 16 april 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Bijlage wettelijk kader

De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Naar vaste rechtspraak wordt onder het begrip ‘zijn arbeid’ verstaan de arbeid die de verzekerde het laatst voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid heeft verricht.
Als een verzekerde geen werkgever (meer) heeft en 52 weken arbeidsongeschikt is geweest heeft deze recht op ziekengeld als hij:
- ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, als bedoeld in artikel 19 én
- slechts in staat is ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur met algemeen geaccepteerde arbeid waartoe hij met zijn krachten en bekwaamheden in staat is (artikel 19aa, eerste lid, en artikel 19ab, derde lid, van de ZW).
De mate van arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld op basis van een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek (artikel 19ab, eerste lid, van de ZW).

Voetnoten

1.Het CBBS is een computersysteem van het UWV en wordt door verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen van het UWV gebruikt bij claimbeoordelingen in het kader van de in Nederland geldende arbeidsongeschiktheidswetten, waaronder de ZW.
2.Zie bijvoorbeeld CRvB 30 januari 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:248 en CRvB 6 november 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:2743.