ECLI:NL:RBZWB:2025:2334

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 april 2025
Publicatiedatum
18 april 2025
Zaaknummer
BRE 24/2586
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding en schadevergoeding in belastingzaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 april 2025, wordt het verzoek van de belanghebbende om een proceskostenvergoeding afgewezen. De belanghebbende had zijn beroep ingetrokken na een compromis met de heffingsambtenaar, die de WOZ-waarde van zijn woning verlaagde. De rechtbank oordeelt dat er geen recht bestaat op proceskostenvergoeding, omdat de belanghebbende zelf optrad zonder beroepsmatige rechtsbijstand. De rechtbank wijst ook het verzoek om schadevergoeding af, omdat de belanghebbende niet heeft aangetoond schade te hebben geleden door een onrechtmatig besluit. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar wel verplicht is het betaalde griffierecht van € 51,- te vergoeden, wat al was toegezegd in het compromis. De uitspraak benadrukt de voorwaarden waaronder een bestuursorgaan in de proceskosten kan worden veroordeeld en de criteria voor schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 24/2586

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 april 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende,

en
de heffingsambtenaar van Belastingsamenwerking West-Brabant, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van belanghebbende om een veroordeling van de heffingsambtenaar in de proceskosten. Belanghebbende heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van zijn beroep tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 23 januari 2024. In zijn brief van 23 mei 2024 heeft belanghebbende verzocht om een schadevergoeding. Belanghebbende heeft het beroep ingetrokken, omdat hij met de heffingsambtenaar een compromis heeft gesloten.
1.1.
De rechtbank heeft de heffingsambtenaar in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. De heffingsambtenaar heeft de rechtbank meegedeeld dat er geen recht bestaat op een proceskostenvergoeding op grond van artikel 8:75 Awb, omdat geen sprake is van door een beroepsmatige derde verleende rechtsbijstand. Ook een schadevergoeding kan volgens de heffingsambtenaar niet aan de orde zijn.
1.2.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
Is de heffingsambtenaar aan belanghebbende tegemoetgekomen?
4. Op 21 februari 2024 heeft belanghebbende beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar waarin het bezwaar van belanghebbende ongegrond is verklaard. De heffingsambtenaar heeft met belanghebbende een compromis gesloten, waarbij de waarde van de woning van belanghebbende is verlaagd naar € 338.000,-. Hiermee is de heffingsambtenaar tegemoetgekomen aan het beroep van belanghebbende.
Moet de heffingsambtenaar de proceskosten van belanghebbende vergoeden?
5. De heffingsambtenaar is weliswaar tegemoet gekomen aan het beroep van belanghebbende, maar toch bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Het bezwaar- en beroepschrift zijn niet ingediend door een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent. Het beroepschrift is door de eenmanszaak van belanghebbende, [naam eenmanszaak]. Belanghebbende treedt dus voor zichzelf – als belastingplichtige – op, zodat geen sprake is van door een derde verleende rechtsbijstand. Dit heeft belanghebbende ook erkend in zijn brief van 23 mei 2024. Er is ook niet gebleken van andere proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen zoals bedoeld in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank wijst het verzoek als kennelijk ongegrond af.
Heeft belanghebbende recht op een schadevergoeding?
6. Belanghebbende verzoekt om een schadevergoeding, omdat de heffingsambtenaar naar zijn mening te lichtzinnig met het bezwaar is omgegaan. Belanghebbende moest hierdoor in beroep gaan. De rechtbank overweegt dat schade kan worden vergoed die is geleden als gevolg van een onrechtmatig besluit [3] . In dit geval heeft belanghebbende echter niet aannemelijk gemaakt dat hij schade heeft geleden. Voor zover het zou gaan om kosten die samenhangen met de beroepsprocedure, komen deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking. Die kosten kunnen alleen worden vergoed op grond van de bijzondere, exclusieve regeling in artikel 8:75 van de Awb. [4] Er is geen reden om van dit uitgangspunt af te wijken. Voor zover belanghebbende een beroep doet op vergoeding van immateriële schade als gevolg van de lange duur van de procedure, ziet de rechtbank daartoe ook geen aanleiding. Het geschil over de WOZ-waarde (de hoofdzaak) is geëindigd met de intrekking van het beroep op 23 april 2024. De redelijke termijn van twee jaar voor de duur van de bezwaar- en beroepsprocedure over de hoofdzaak is dus niet overschreden.
7. Het verzoek om schadevergoeding wordt gelet op voorgaande als kennelijk ongegrond afgewezen.
Krijgt belanghebbende een vergoeding van het griffierecht?
8. De rechtbank wijst erop dat de heffingsambtenaar verplicht is het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 51,- te vergoeden. [5] De heffingsambtenaar heeft in het compromis al toegezegd dit bedrag aan belanghebbende te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af;
  • wijst het verzoek om een schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van
mr. W. Dekkers, griffier, op 18 april 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3.Artikel 8:88 van de Awb.
4.Vgl. voor proceskosten ABRvS 31 augustus 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BR6328, r.o. 2.7.1 en Hoge Raad 29 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:1456.
5.Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.