ECLI:NL:RBZWB:2025:2542

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 april 2025
Publicatiedatum
28 april 2025
Zaaknummer
24/5249
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Hindriks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheidseisen en medisch onderzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 april 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het UWV over de afwijzing van haar WIA-uitkering. Eiseres, een 45-jarige vrouw, had zich op 25 juni 2021 ziek gemeld vanuit een WW-uitkering vanwege psychische klachten en lichamelijke aandoeningen. Het UWV had in een primair besluit van 17 oktober 2023 vastgesteld dat eiseres per 23 juni 2023 geen recht had op een WIA-uitkering, omdat zij meer dan 65% van haar maatmaninkomen zou kunnen verdienen. Dit besluit werd in een bestreden besluit van 29 april 2024 gehandhaafd, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid werd aangepast van 22,18% naar 34,80%.

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit bestreden besluit, maar zowel eiseres als het UWV hebben zich afgemeld voor de zitting op 25 maart 2025. De rechtbank heeft de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek van het UWV beoordeeld en geconcludeerd dat dit voldoende zorgvuldig was uitgevoerd. De rechtbank oordeelde dat de subjectieve beleving van de klachten van eiseres niet leidend is voor de beoordeling van de objectieve beperkingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres op de peildatum van 23 juni 2023 34,80% arbeidsongeschikt was, wat betekent dat zij recht had op geen WIA-uitkering, aangezien de grens voor recht op uitkering bij 35% ligt.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en de afwijzing van de WIA-uitkering door het UWV in stand gelaten. Eiseres krijgt geen proceskostenvergoeding en het griffierecht wordt niet vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/5249

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 april 2025 in de zaak tussen

[eiser], uit [plaats], eiseres

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV.

Inleiding

In een besluit van 17 oktober 2023 (primair besluit) heeft het UWV besloten dat eiseres per 23 juni 2023 geen recht heeft op een WIA-uitkering, omdat zij meer dan 65% zou kunnen verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Eiseres zou namelijk 22,18% arbeidsongeschikt zijn.
In een besluit van 29 april 2024 (bestreden besluit) heeft het UWV de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard. Wel heeft het UWV de beoordeling iets aangepast, waardoor zij heeft besloten dat eiseres geen recht heeft op een WIA-uitkering, omdat zij 34,80% arbeidsongeschikt zou zijn.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 25 maart 2025. Eiseres en het UWV hebben zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

Relevante feiten en omstandigheden
1. Eiseres is een nu 45-jarige vrouw, die zich op 25 juni 2021 vanuit een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) ziek heeft gemeld voor haar werk als schoonmaakster. Dit was vanwege psychische klachten, waaronder stress, angst, somberheid, buikklachten, spierpijn door het hele lichaam en slecht slapen. Tijdens de ziekteperiode kwamen er ook schouder/armklachten bij; dit bleek te komen door een kleine goedaardige tumor. Eiseres heeft op 29 oktober 2023 een WIA-aanvraag ingediend. Haar aanvraag heeft geleid tot de in de inleiding vermelde besluiten.
Relevante wet- en regelgeving
2. Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Het medisch onderzoek dat is verricht door het UWV
3. Het medisch onderzoek van het UWV is verricht door [arts 1]. De primaire beoordeling werd getoetst en akkoord bevonden door [verzekeringsarts]. In de bezwaarfase werd het onderzoek verricht door verzekeringsarts b&b [arts 2].
De primaire UWV-arts heeft het dossier bestudeerd en eiseres gesproken tijdens een spreekuur van 23 mei 2023. De verzekeringsarts overweegt dat de door eiseres aangegeven beperkingen nog aanwezig zijn, waaronder de beperkingen met betrekking tot het tillen, duwen, verder reiken en langer bovenhands werken met haar rechterarm, het niet kunnen hanteren van drukte, tijdsdruk, veel omgevingsprikkels en onverwachte zaken én het niet kunnen dragen van de verantwoordelijkheid voor anderen. Daarnaast heeft eiseres last van vermoeidheid en verminderde concentratie. Er kunnen beperkingen in de belastbaarheid voor werk worden aangegeven op de gebieden persoonlijk en sociaal functioneren, dynamische handelingen en statische houdingen. De duurbelastbaarheid wordt door de verzekeringsarts geschat op 30 uur per week, waarbij avond- en nachtwerk moet worden vermeden. De beperkingen passen bij de diagnoses en zijn plausibel, consistent en medisch objectief vast stellen bij het onderzoek. De verzekeringsarts heeft de beperkingen van eiseres opgenomen in een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 6 juni 2023.
4. De verzekeringsarts b&b heeft het dossier bestudeerd en eiseres psychisch geobserveerd en lichamelijk onderzocht tijdens en na de hoorzitting op 7 februari 2024. Ook is informatie opgevraagd bij de behandelend sector. De verzekeringsarts b&b overweegt dat de FML niet helemaal volledig is opgesteld en enkele aanvullingen nodig heeft.
Eiseres geeft aan niet te kunnen werken. Zij voldoet volgens de verzekeringsarts b&b echter niet aan de criteria van ‘geen benutbare mogelijkheden’, omdat zij niet valt onder één van de uitzonderingsgronden. Eiseres is namelijk niet opgenomen op medische indicatie, er is geen sprake van chronische bedlegerigheid en zij is niet ADL-afhankelijk. Ook is geen sprake van onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren op de drie niveaus (zelfverzorging, het samenlevingsverband en de sociale contacten buiten het gezin incl. het onderhouden van werkrelaties) als gevolg van een ernstige psychiatrische aandoening of een te verwachten verlies aan mogelijkheden binnen drie maanden.
De verzekeringsarts b&b stelt dat de primaire arts globaal voldoende rekening heeft gehouden met de beperkingen op mentaal gebied. De verzekeringsarts b&b ziet echter wel nog reden om enkele beperkingen toe te voegen. In de anamnese in de primaire fase en in bezwaar en ook uit de medische informatie komt consistent naar voren dat eiseres klachten blijft ervaren bij belasting van de rechterarm. Gezien de medische informatie is dit plausibel, daarom wordt de FML op het volgende aangepast. Het tillen met beide handen/armen tot tien kilo wordt aangepast naar het tillen met links tot tien kilo en rechts tot vijf kilo. Voor dragen geldt hetzelfde. Het is ook voorstelbaar met deze klachten dat langdurige statische belasting moet worden vermeden bij het boven schouderhoogte werken met rechts. Eiseres kan wel hoog iets pakken. Tot slot geeft de primaire arts al aan dat sprake is van een beperkter energieniveau, dat aanleiding geeft tot het aangeven van een urenbeperking. Er is volgens de verzekeringsarts b&b geen noodzaak om een grotere urenbeperking te stellen, ook gezien het dagverhaal van eiseres.
Beoordeling zorgvuldigheid van het medisch onderzoek van het UWV
5. De rechtbank acht het medisch onderzoek van het UWV voldoende zorgvuldig.
De (primaire) UWV-arts heeft het dossier bestudeerd en heeft eiseres gesproken op het spreekuur van 23 mei 2023. De verzekeringsarts b&b heeft het dossier ook bestudeerd, en eiseres psychisch geobserveerd en lichamelijk onderzocht tijdens en na de hoorzitting van 7 februari 2024. Ook werd veel informatie opgevraagd bij de behandelende sector. De verzekeringsarts b&b heeft kennisgenomen van deze rapportages. Hiermee beschikten de verzekeringsartsen naar het oordeel van de rechtbank over ruim voldoende inzicht in de (medische) situatie van eiseres. Uit de rapporten blijkt ook dat zij op de hoogte waren van haar klachten. Eiseres bevestigt dit ook in haar beroepschrift. De verzekeringsartsen hebben de klachten vervolgens kenbaar betrokken in hun beoordeling. Verder is ook de uitkomst van het medisch onderzoek voldoende onderbouwd.
5.1
Eiseres voert aan dat het UWV haar arbeidsongeschiktheid onvoldoende heeft beoordeeld en dat haar situatie wel degelijk ernstig genoeg is om recht te hebben op een WIA-uitkering. Eiseres heeft echter nagelaten deze gronden verder te specificeren of te onderbouwen. De enkele omstandigheid dat de verzekeringsarts b&b de door eiseres ervaren klachten op een andere manier heeft gewogen dan dat zij die ervaart, betekent niet dat het medische oordeel onzorgvuldig of onjuist is. De subjectieve beleving van klachten is volgens vaste rechtspraak niet beslissend bij de beantwoording van de vraag welke beperkingen in objectieve zin bij eiseres zijn vast te stellen. Alleen van belang zijn de medisch te objectiveren beperkingen. [1] Ondanks dat dit het resultaat is van het wettelijk systeem, begrijpt de rechtbank de negatieve gevolgen hiervan voor eiseres. Het standpunt van eiseres, hoe invoelbaar ook, geeft echter geen aanleiding om het medisch onderzoek als onvoldoende zorgvuldig te achten.
5.2
De rechtbank kan een eventuele verslechtering van de medische situatie van eiseres niet meenemen in de beoordeling. Voor de rechtmatigheid van het bestreden besluit is namelijk enkel haar medische situatie op de peildatum van 23 juni 2023 relevant.
Het arbeidsdeskundig onderzoek door het UWV
6. Het arbeidsdeskundig onderzoek van het UWV is verricht door de [arbeidsdeskundige 1] en een arbeidsdeskundige b&b [arbeidsdeskundige 2]. Ondanks dat eiseres geen arbeidsdeskundige bezwaargronden aanvoert, ziet de arbeidsdeskundige b&b aanleiding om het maatmanloon en de maatmanomvang aan te passen, omdat sprake is van twee maatmanfuncties. Ook heeft de arbeidsdeskundige b&b twee van de vijf geduide functies laten vervallen wegens de aangepaste FML. De arbeidsdeskundige b&b heeft de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: Medewerker intern transport (Sbc-code 111220), Medewerker tuinbouw (planten, bloemen en vruchten), (Sbc-code 111010) en Productiemedewerker industrie (samenstellen producten) (Sbc-code 111180). Eiseres heeft geen arbeidsdeskundige beroepsgronden geformuleerd. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding voor de conclusie dat de door het UWV gehanteerde functies niet mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres. Op basis van deze functies is geconcludeerd dat eiseres op 23 juni 2023 34,80% arbeidsongeschikt is, en dus 65,20% (dus meer dan 65%) kon verdienen van haar maatmaninkomen.
Herhalen en inlassen van bezwaargronden
7. Eiseres gaat verder over tot het herhalen en inlassen van wat zij in de bezwaarfase heeft aangevoerd. Uit het in algemene zin herhalen en inlassen van bezwaargronden is echter niet af te leiden in welk opzicht de reactie van het UWV in het bestreden besluit op die bezwaargronden in de visie van eiseres ontoereikend is. De rechtbank kan zich in haar beoordeling daarom beperken tot de toegelichte beroepsgronden die tegen het bestreden besluit zijn gericht. [2]

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het UWV in het bestreden besluit terecht de afwijzing van de WIA-uitkering per 23 juni 2023 in stand heeft gelaten. De rechtbank begrijpt dat deze uitkomst voor eiseres teleurstellend is, maar deze uitspraak is het resultaat van het wettelijke systeem waaruit volgt dat pas vanaf 35% arbeidsongeschiktheid recht op een WIA-uitkering ontstaat. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard, krijgt eiseres geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiseres het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 28 april 2025 gedaan door mr. S. Hindriks, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M.H. Meulensteen, griffier, en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 16 januari 2025, ECLI:NL:CRVB:2025:106.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 12 november 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:18634.