ECLI:NL:RBZWB:2025:2622

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 april 2025
Publicatiedatum
30 april 2025
Zaaknummer
BRE 25/2184 WET
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen burgemeester over lezing in andere gemeente

Op 30 april 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers een voorlopige voorziening vroegen tegen de burgemeester van de gemeente Roosendaal. De verzoekers, waaronder verzoeker 1, vroegen om een lezing die op 1 mei 2025 zou plaatsvinden in [plaats 2] te verbieden. De burgemeester had echter geen juridische basis gezien om op dit verzoek in te gaan, wat leidde tot bezwaar van de verzoekers. De voorzieningenrechter moest eerst beoordelen of verzoeker 1 als belanghebbende kon worden aangemerkt, aangezien dit essentieel is voor de ontvankelijkheid van het verzoek. Tijdens de zitting werd gesteld dat verzoeker 1, als moslim, zich zorgen maakte over de inhoud van de lezing en de veiligheid in Nederland. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat verzoeker 1 geen concreet, actueel en persoonlijk belang had dat rechtstreeks werd geraakt door de lezing, aangezien deze in een andere gemeente plaatsvond. Hierdoor was er geen sprake van connexiteit, wat betekende dat het verzoek om voorlopige voorziening niet inhoudelijk kon worden behandeld. De voorzieningenrechter verklaarde het verzoek dan ook niet-ontvankelijk.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/2184 WET

uitspraak van de voorzieningenrechter van 30 april 2025 in de zaak tussen

[verzoeker 1] , uit [plaats 1] , verzoeker 1

Stichting Palestijnse gemeenschap, verzoekster 2
Stichting Muslim Rights Watch Nederland, verzoekster 3
(gemachtigde: mr. S. Sabir),
en

de burgemeester van de gemeente Roosendaal

(gemachtigde: mr. B.J.P.G. Roozendaal).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [derde-partij] uit [plaats 2] .

Samenvatting

1. Deze uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening gaat over het verzoek aan de burgemeester om een lezing te verbieden. De burgemeester heeft geen gevolg gegeven aan dit verzoek. Verzoekers zijn het hier niet mee eens. Zij verzoeken daarom om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter moet eerst beoordelen of voldaan is aan de formele eisen om aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek toe te kunnen komen.
1.1.
De voorzieningenrechter oordeelt dat niet is voldaan aan de formele eisen en verklaart daarom het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt.

Procesverloop

2. Verzoeker 1 heeft op 22 april 2025,voor zover hier van belang, aan de burgemeester gevraagd om een lezing die op 1 mei 2025 zal plaatsvinden in de [derde-partij] te [plaats 2] , te verbieden,
2.1
De burgemeester heeft op 22 april 2025 aan verzoeker 1 meegedeeld dat er geen juridische basis bestaat om actie te ondernemen.
2.2
Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen de reactie van de burgemeester. Ook hebben zij de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
2.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 29 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben namens verzoekers deelgenomen hun gemachtigde, mr. P.D. Popescu en [naam 1] . Namens de burgemeester waren aanwezig mr. B. Roozendaal, mr. N. Graumans, [naam 2] en [naam 3] . Voor derde belanghebbende is [naam 4] verschenen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. Indien tegen een besluit bezwaar is gemaakt, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen inzake een bestreden besluit indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Dit volgt uit artikel 8:81, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3.1
Gelet op bovengenoemd artikel moet er sprake zijn van een besluit en een bezwaar tegen dat besluit voordat een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening inhoudelijk kan worden behandeld. Dit is het zogenaamde connexiteitsvereiste.
4. De voorzieningenrechter zal daarom eerst moeten beoordelen of de reactie van de burgemeester van 22 april 2025 een besluit is. Bij die beoordeling is van belang of het verzoek van 22 april 2025 kan worden gezien als een aanvraag. Bepalend daarbij is of degene die het verzoek heeft gedaan, aangemerkt kan worden als belanghebbende. [1]
5. Ter zitting is door de gemachtigde van verzoekers , desgevraagd, gesteld dat verzoeker 1 alleen namens zichzelf het verzoek aan de burgemeester heeft gedaan. Expliciet is benoemd dat het verzoek niet mede is gedaan namens verzoekers 2 en 3 . Bepalend bij die beantwoording van de vraag of er sprake is van een aanvraag, is dus of verzoeker 1 aangemerkt kan worden als een belanghebbende.
6. Onder belanghebbende wordt verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Alleen wie een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang heeft dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit, is belanghebbende in de zin van de Awb. [2]
7. Ter zitting heeft de gemachtigde van verzoekers zich op het standpunt gesteld dat verzoeker 1 belanghebbende is. Toegelicht is dat hij, als moslim, direct wordt geraakt door de inhoud van de lezingen. Hij maakt zich zorgen over gestelde extreme boodschappen die worden gedeeld en maakt zich zorgen over de veiligheid in Nederland. Hij wil ervoor waken dat er gevaarlijke statements worden verspreid. Het gaat hierbij om aspecten van veiligheid en openbare orde. Daarbij heeft hij een eigen belang, aldus verzoeker 1 .
8. De voorzieningenrechter stelt vast dat de lezing waartegen verzoekers zich verzetten in [plaats 2] plaatsvindt. Verzoeker 1 is zelf woonachtig in [plaats 1] . Anders dan verzoeker is de voorzieningenrechter van oordeel dat belangen van openbare orde en veiligheid in een andere gemeente dan waar verzoeker 1 woont, geen concreet, actueel en persoonlijk belang voor verzoeker 1 oplevert. De stelling van verzoekers dat de lezing op youtube wordt gedeeld en daarmee een breder bereik heeft, volgt de voorzieningenrechter niet. Ter zitting is door derde belanghebbende immers gesteld dat de lezingen alleen voor de bezoekers van de lezing zijn (zijnde nagenoeg enkel eigen mensen van de gemeenschap), niet worden gepubliceerd en niet op youtube worden gedeeld. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding te twijfelen aan deze mededeling. Een oordeel of het enkel delen van filmpjes op youtube aanleiding zou zijn om verzoeker 1 aan te merken als belanghebbende kan daarom achterwege blijven. Dat verzoeker 1 , als moslim, geraakt wordt door bepaalde, te verwachten, uitingen van de spreker op 1 mei 2025, is onvoldoende om te kunnen concluderen dat verzoeker 1 een eigen, persoonlijk en actueel belang heeft dat rechtstreeks wordt geraakt. Ook anderszins is de voorzieningenrechter niet gebleken dat verzoeker 1 aangemerkt kan worden als een belanghebbende. Dat betekent dat verzoeker 1 geen belanghebbende is. Zijn verzoek gericht aan de burgemeester is dan ook geen aanvraag. Dit betekent dat de reactie van de burgemeester op dit verzoek niet aangemerkt kan worden als een besluit.
9. Omdat er geen sprake is van een besluit, is er geen sprake van de vereiste connexiteit. De voorzieningenrechter kan daarom het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening niet inhoudelijk behandelen. Aan de vraag of verzoekers 2 en 3 als belanghebbende aangemerkt kunnen worden, komt de voorzieningenrechter daarom niet toe.
10. De voorzieningenrechter begrijpt dat partijen graag een inhoudelijk oordeel hadden gekregen. Zonder een besluit kan de voorzieningenrechter dat oordeel echter niet geven. Het verzoek zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier, op 30 april 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om deze uitspraak te ondertekenen.
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.ECLI:NL:RVS:2022:1917, overweging 3.2
2.Artikel 1:2, eerste lid, van de Awb, zie ook ECLI:NL:RVS:2023:847