Op 7 mei 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaken van belanghebbende tegen de inspecteur van de Belastingdienst over navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2014 tot en met 2017. De rechtbank heeft de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 15 juli 2024 beoordeeld. De inspecteur had aan belanghebbende navorderingsaanslagen opgelegd, waarbij ook belastingrente en vergrijpboetes waren vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur de belastingaanslagen voor de jaren 2015 tot en met 2017 terecht had opgelegd, maar dat de navorderingsaanslag voor 2014 en de bijbehorende vergrijpboete onterecht waren. De rechtbank concludeerde dat de inspecteur niet had aangetoond dat belanghebbende opzettelijk onjuiste aangiften had gedaan. De rechtbank heeft de vergrijpboeten vernietigd en belanghebbende een schadevergoeding van € 2.500 toegekend wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank heeft ook bepaald dat de inspecteur het griffierecht van € 51 en proceskosten van € 3.691,50 aan belanghebbende moet vergoeden.