ECLI:NL:RBZWB:2025:2748

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 mei 2025
Publicatiedatum
7 mei 2025
Zaaknummer
11617233 VV EXPL 25-14 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M.J. Blom
  • Luijks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing loonvordering in kort geding met erkenning door werkgever

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 mei 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer en een werkgever. De werknemer, vertegenwoordigd door mr. M.J. Blom, vorderde een voorlopige voorziening tot betaling van achterstallig salaris en andere emolumenten. De vordering betrof een bedrag van € 8.580,00 bruto voor achterstallig salaris over de periode van 1 november 2024 tot en met 31 januari 2025, alsook een bedrag van € 2.860,00 bruto per maand vanaf 1 februari 2025 tot aan de rechtsgeldige beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Daarnaast vorderde de werknemer een wettelijke verhoging van € 4.290,00 bruto en buitengerechtelijke incassokosten van € 903,70, alsook wettelijke rente over de gevorderde bedragen.

De werkgever heeft de vorderingen erkend tijdens de mondelinge behandeling op 25 april 2025. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vorderingen toewijsbaar zijn, gezien de spoedeisendheid en de erkenning door de werkgever. De kantonrechter heeft de werkgever veroordeeld tot betaling van de gevorderde bedragen, inclusief de wettelijke verhoging en de buitengerechtelijke incassokosten. Tevens is de werkgever in de proceskosten veroordeeld, die zijn begroot op € 1.557,92. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de werkgever de bedragen moet betalen, ook al kan er nog beroep worden aangetekend.

Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. Luijks, en het bevestigt de rechten van de werknemer in deze arbeidsrechtelijke kwestie.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Zaaknummer: 11617233 \ VV EXPL 25-14
Vonnis in kort geding van 2 mei 2025
in de zaak van
[werknemer],
te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [werknemer] ,
gemachtigde: mr. M.J. Blom,
tegen
[werkgever] B.V.,
te [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [werkgever] ,
vertegenwoordigd door haar [bestuurder] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 9 april 2025 met producties 1 tot en met 3;
  • de mondelinge behandeling van 25 april 2025.
1.2.
Na sluiting van de mondeling behandeling heeft de kantonrechter vonnis bepaald op vandaag.

2.Het geschil en de beoordeling

2.1.
[werknemer] vordert bij wege van voorlopige voorziening, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [werkgever] te veroordelen tot betaling aan [werknemer] :
  • een bedrag van € 8.580,00 bruto ter zake achterstallig salaris over de periode 1 november 2024 tot en met 31 januari 2025;
  • een bedrag van € 2.860,00 bruto per maand, te vermeerderen met uit hoofde van de arbeidsovereenkomst verschuldigde emolumenten vanaf 1 februari 2025 tot aan de dag der rechtsgeldige beëindiging van de arbeidsovereenkomst;
  • de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW, zijnde € 4.290,00 bruto;
  • een bedrag van € 903,70 (exclusief btw) ter zake van buitengerechtelijke incassokosten;
  • de wettelijke rente over alle voornoemde gevorderde bedragen vanaf de dag dat die bedragen zijn verschuldigd;
  • de kosten van het geding.
2.2.
[werkgever] heeft de vorderingen erkend op de mondelinge behandeling.
2.3.
De kantonrechter zal de vorderingen toewijzen, nu deze naar haar aard spoedeisend zijn en door [werkgever] zijn erkend.
2.4.
[werkgever] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [werknemer] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
147,92
- griffierecht
732,00
- salaris gemachtigde
543,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
totaal
1.557,92

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt [werkgever] om aan [werknemer] te betalen € 8.580,00 bruto ter zake achterstallig salaris over de periode 1 november 2024 tot en met 31 januari 2025,
3.2.
veroordeelt [werkgever] om aan [werknemer] te betalen € 2.860,00 bruto per maand, vermeerderd met uit hoofde van de arbeidsovereenkomst verschuldigde emolumenten, vanaf 1 februari 2025 tot aan de dag der rechtsgeldige beëindiging van de arbeidsovereenkomst,
3.3.
veroordeelt [werkgever] om aan [werknemer] te betalen de wettelijke verhoging van
€ 4.290,00 bruto,
3.4.
veroordeelt [werkgever] om aan [werknemer] te betalen een bedrag van € 903,70 (exclusief btw) ter zake van buitengerechtelijke incassokosten,
3.5.
veroordeelt [werkgever] om aan [werknemer] te betalen de wettelijke rente over voornoemde bedragen vanaf de dag dat die bedragen zijn verschuldigd;
3.6.
veroordeelt [werkgever] in de proceskosten van € 1.557,92, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [werkgever] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Luijks en in het openbaar uitgesproken op 2 mei 2025.