6.1.De wettelijke regels die van belang zijn voor deze zaak, staan in de bijlage bij deze uitspraak.
Waar gaat het in deze zaak over?
7. Niet in geschil is dat eiseres in de periode van 26 januari 2024 tot en met 26 april 2024, en dus meer dan vier weken, in het buitenland verbleef. De toegestane termijn van vier weken liep van 26 januari 2024 tot en met 23 februari 2024. Op grond van artikel 13, eerste lid, aanhef en onder e, van de Participatiewet had eiseres in de periode van 24 februari 2024 tot en met 26 april 2024 geen recht op bijstand. Op grond van artikel 16, eerste lid, van de Participatiewet kan er toch bijstand worden verleend, als zeer dringende redenen daartoe noodzaken. Tussen partijen is alleen in geschil of zich zeer dringende redenen voordoen als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Participatiewet.
Wanneer is sprake van zeer dringende redenen?
8. Zeer dringende redenen als bedoeld in artikel 16 van de Participatiewet doen zich voor als er een acute noodsituatie is en de behoeftige omstandigheden waarin eiseres verkeert op geen enkele andere wijze zijn te verhelpen, waardoor het verlenen van bijstand onvermijdelijk is. Dit is vaste rechtspraak.Een acute noodsituatie kan zich bijvoorbeeld voordoen als een situatie levensbedreigend is of als blijvend ernstig geestelijk of lichamelijk letsel of invaliditeit daarvan het gevolg kan zijn. Een acute noodsituatie doet zich voor als het niet-verlenen van bijstand voor de betrokkene tot ernstige gevolgen leidt, met name van diens gezondheid. De wetgever heeft bij het begrip ‘zeer dringende redenen’ gedacht aan een extreme situatie en heeft nadrukkelijk niet beoogd een algemene ontsnappingsclausule te bieden. Daarom moet het gaan om een schrijnende situatie waarvan het evident is dat weigering van bijstand zonder meer onaanvaardbaar is.Artikel 16, eerste lid, van de Participatiewet betreft een uitzondering op de hoofdregel. Daarom moet de betrokkene aannemelijk maken dat aan de genoemde voorwaarden is voldaan.
Is er in het geval van eiseres sprake van dringende redenen?
9. Met wat eiseres heeft aangevoerd, heeft zij niet aannemelijk gemaakt dat zij in de betreffende periode in een acute noodsituatie verkeerde. Dat zij de artsen in Nederland niet vertrouwt, is onvoldoende om uit te gaan van een dergelijke situatie. Verder heeft eiseres nagelaten om met (medische) stukken te onderbouwen dat zij niet in Nederland behandeld kan worden en daarom voor haar behandeling naar Iran moest. Ook heeft eiseres niet aangevoerd wat de gevolgen zouden zijn als zij niet in Iran behandeld zou worden.
10. Daarnaast heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat haar behoeftige omstandigheden op geen enkele andere wijze te verhelpen zijn, zodat het verlenen van bijstand onvermijdelijk is. Eiseres heeft in de betreffende periode hulp gehad van haar familie bij het voorzien in de kosten van levensonderhoud en zij heeft in Nederland bedragen van haar rekening gepind om in Iran cash te kunnen betalen. Zij heeft daarmee niet aannemelijk gemaakt dat zij in behoeftige omstandigheden verkeerde.
Mocht het college tot terugvordering overgaan?
11. Op grond van artikel 58, tweede lid, van de Participatiewet kan het college van de gemeente die de bijstand heeft verleend kosten van de bijstand terugvorderen voor zover de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend. Het college moet hierbij een belangenafweging maken. Omdat eiseres niets heeft aangevoerd tegen de door het college gemaakte belangenafweging, ziet de rechtbank geen aanleiding om te oordelen dat deze ten onrechte in het nadeel van eiseres is uitgevallen.