ECLI:NL:RBZWB:2025:2761

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 mei 2025
Publicatiedatum
8 mei 2025
Zaaknummer
24/8011
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens langdurig verblijf in het buitenland

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 mei 2025, wordt de intrekking en terugvordering van de bijstandsuitkering van eiseres beoordeeld. Eiseres, die in Iran verbleef van 26 januari 2024 tot en met 26 april 2024, was het niet eens met het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda om haar bijstandsuitkering over deze periode in te trekken en terug te vorderen. De rechtbank oordeelt dat het college terecht heeft gehandeld, omdat eiseres meer dan vier weken in het buitenland verbleef, wat in strijd is met artikel 13 van de Participatiewet. Eiseres voerde aan dat zij medische redenen had voor haar verblijf in Iran, maar de rechtbank oordeelt dat zij niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat zij in een acute noodsituatie verkeerde die bijstand rechtvaardigde. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiseres geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/8011 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 mei 2025 in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaats], eiseres

(gemachtigde: mr. R. Akkaya),
en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, het college.

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de intrekking en terugvordering van de bijstandsuitkering van eiseres over de periode van 24 februari 2024 tot en met 26 april 2024. Eiseres is het niet eens met dit besluit. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de intrekking en terugvordering van de bijstandsuitkering.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het college terecht de bijstandsuitkering van eiseres heeft ingetrokken en heeft teruggevorderd
.Eiseres krijgt dus geen gelijk. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. In de besluiten van 5 juni 2024 en 6 juni 2024 (primaire besluiten) heeft het college besloten de bijstandsuitkering van eiseres in te trekken respectievelijk terug te vorderen tot een bedrag van € 2.529,- over de periode van 24 februari 2024 tot en met 26 april 2024. Het college werpt eiseres tegen dat zij te lang in het buitenland heeft verbleven.
2.1.
In een besluit van 5 november 2024 (bestreden besluit) heeft het college de bezwaren van eiseres tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard met aanvulling van de motivering. Aan de intrekking wordt artikel 13, eerste lid, aanhef en onder e, van de Participatiewet ten grondslag gelegd.
2.2.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.3.
De rechtbank heeft het beroep op 8 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: mr. S.S. Hyder namens het college. Eiseres en haar gemachtigde hebben zich voor de zitting afgemeld.

Totstandkoming van het besluit

Relevante feiten en omstandigheden
3. Eiseres ontving een bijstandsuitkering van het college. Naar aanleiding van een automatisch signaal op 1 april 2024 zijn bankafschriften over de periode vanaf 1 januari 2024 bij eiseres opgevraagd. Op 11 april 2024 heeft eiseres per e-mail aangegeven dat zij op dat moment in Iran verbleef wegens medische redenen en dat ze op 26 april 2024 weer terug zou keren. Naar aanleiding van dit bericht heeft het college een gesprek ingepland, en zijn naast de bankafschriften ook de vliegtickets bij eiseres opgevraagd. Hieruit is gebleken dat eiseres van 26 januari 2024 tot en met 26 april 2024 in Iran is geweest. Hierop is de bestreden besluitvorming gevolgd.
Motivering van het bestreden besluit
4. Het college stelt dat de medische situatie van eiseres geen rechtvaardiging biedt voor een langdurig verblijf (van langer dan vier weken) in het buitenland. Het is voor artikel 13, eerste lid, onder e, van de Participatiewet niet van belang wat de reden van het verblijf is. Dat het niet zou gaan om een vakantie maakt dus niet uit. Een uitzondering hierop kan alleen worden gemaakt met een gerechtvaardigd beroep op artikel 16 van de Participatiewet. Dit is echter een zware toets, waarbij wordt gekeken of de situatie waarin iemand verkeert op geen enkele andere wijze opgelost kan worden dan door bijstand te verlenen. Eiseres heeft weliswaar gesteld dat zij psychische problemen heeft, maar deze heeft zij niet middels objectief en verifieerbare bewijsstukken onderbouwd.
Standpunt eiseres
5. Eiseres stelt dat de volledige terugvordering een te zware maatregel is. Volgens haar zijn ten onrechte geen dringende redenen aangenomen in de zin van artikel 16 van de Participatiewet. Ze kampt al jaren met hartproblemen, lichamelijke problemen en psychische problemen (waardoor ze vrijwel alle mensen wantrouwt, waaronder artsen). Uit de brief van haar psychotherapeut volgt dat eiseres PTSS, borderline en een ongespecificeerde angststoornis heeft. Eiseres voert aan dat zij hier niet de juiste zorg krijgt en daardoor genoodzaakt is deze elders te zoeken. Door de Nederlandse artsen werd zij telkens terug naar huis gestuurd zonder enige duidelijkheid of een behandelplan. Dit was ook het geval toen eiseres uiteindelijk in het ziekenhuis belandde op 13 en 17 januari 2024. Omdat eiseres afkomstig is uit Iran, heeft zij voor dat land gekozen om verder medisch behandeld te worden. Dat eiseres daar daadwerkelijk (in ieder geval meerdere malen) is behandeld en dus niet voor vakantie naar Iran is vertrokken, heeft zij onderbouwd met medische informatie van de cardioloog en psychiater in Iran.

Beoordeling door de rechtbank

6. De rechtbank beoordeelt of het college de bijstandsuitkering van eiseres op goede gronden heeft ingetrokken en van eiseres heeft teruggevorderd.
6.1.
De wettelijke regels die van belang zijn voor deze zaak, staan in de bijlage bij deze uitspraak.
Waar gaat het in deze zaak over?
7. Niet in geschil is dat eiseres in de periode van 26 januari 2024 tot en met 26 april 2024, en dus meer dan vier weken, in het buitenland verbleef. De toegestane termijn van vier weken liep van 26 januari 2024 tot en met 23 februari 2024. Op grond van artikel 13, eerste lid, aanhef en onder e, van de Participatiewet had eiseres in de periode van 24 februari 2024 tot en met 26 april 2024 geen recht op bijstand. Op grond van artikel 16, eerste lid, van de Participatiewet kan er toch bijstand worden verleend, als zeer dringende redenen daartoe noodzaken. Tussen partijen is alleen in geschil of zich zeer dringende redenen voordoen als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Participatiewet.
Wanneer is sprake van zeer dringende redenen?
8. Zeer dringende redenen als bedoeld in artikel 16 van de Participatiewet doen zich voor als er een acute noodsituatie is en de behoeftige omstandigheden waarin eiseres verkeert op geen enkele andere wijze zijn te verhelpen, waardoor het verlenen van bijstand onvermijdelijk is. Dit is vaste rechtspraak. [1] Een acute noodsituatie kan zich bijvoorbeeld voordoen als een situatie levensbedreigend is of als blijvend ernstig geestelijk of lichamelijk letsel of invaliditeit daarvan het gevolg kan zijn. Een acute noodsituatie doet zich voor als het niet-verlenen van bijstand voor de betrokkene tot ernstige gevolgen leidt, met name van diens gezondheid. De wetgever heeft bij het begrip ‘zeer dringende redenen’ gedacht aan een extreme situatie en heeft nadrukkelijk niet beoogd een algemene ontsnappingsclausule te bieden. Daarom moet het gaan om een schrijnende situatie waarvan het evident is dat weigering van bijstand zonder meer onaanvaardbaar is. [2] Artikel 16, eerste lid, van de Participatiewet betreft een uitzondering op de hoofdregel. Daarom moet de betrokkene aannemelijk maken dat aan de genoemde voorwaarden is voldaan. [3]
Is er in het geval van eiseres sprake van dringende redenen?
9. Met wat eiseres heeft aangevoerd, heeft zij niet aannemelijk gemaakt dat zij in de betreffende periode in een acute noodsituatie verkeerde. Dat zij de artsen in Nederland niet vertrouwt, is onvoldoende om uit te gaan van een dergelijke situatie. Verder heeft eiseres nagelaten om met (medische) stukken te onderbouwen dat zij niet in Nederland behandeld kan worden en daarom voor haar behandeling naar Iran moest. Ook heeft eiseres niet aangevoerd wat de gevolgen zouden zijn als zij niet in Iran behandeld zou worden.
10. Daarnaast heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat haar behoeftige omstandigheden op geen enkele andere wijze te verhelpen zijn, zodat het verlenen van bijstand onvermijdelijk is. Eiseres heeft in de betreffende periode hulp gehad van haar familie bij het voorzien in de kosten van levensonderhoud en zij heeft in Nederland bedragen van haar rekening gepind om in Iran cash te kunnen betalen. Zij heeft daarmee niet aannemelijk gemaakt dat zij in behoeftige omstandigheden verkeerde.
Mocht het college tot terugvordering overgaan?
11. Op grond van artikel 58, tweede lid, van de Participatiewet kan het college van de gemeente die de bijstand heeft verleend kosten van de bijstand terugvorderen voor zover de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend. Het college moet hierbij een belangenafweging maken. Omdat eiseres niets heeft aangevoerd tegen de door het college gemaakte belangenafweging, ziet de rechtbank geen aanleiding om te oordelen dat deze ten onrechte in het nadeel van eiseres is uitgevallen.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W. Ponds, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M.H. Meulensteen, griffier op 8 mei 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Ingevolge artikel 13, aanhef en onder e, van de Participatiewet heeft geen recht op bijstand degene die per kalenderjaar langer dan vier weken verblijf houdt buiten Nederland dan wel een aaneengesloten periode van langer dan vier weken verblijf houdt buiten Nederland.
Op grond van artikel 16, eerste lid, van de Participatiewet kan het college, gelet op alle omstandigheden, in afwijking van onder meer artikel 13 van de Participatiewet, bijstand verlenen aan een persoon die geen recht op bijstand heeft indien zeer dringende redenen daartoe noodzaken.
Op grond van artikel 54, derde lid, tweede volzin, van de Participatiewet kan het college een besluit tot toekenning van bijstand herzien of intrekken, als de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend.
Op grond van artikel 58, tweede lid, aanhef en onder a, van de Participatiewet kan het college de kosten van bijstand terugvorderen voor zover de bijstand, anders dan in geval van schending van de inlichtingenverlichting, ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 10 december 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:2377.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 13 juni 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:985.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 27 juni 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1192.