4.10.De inspecteur stelt dat de bewijslast moet worden omgekeerd en verzwaard. Belanghebbende zou ter zake van de in 3.15 en 3.16 genoemde diensten valse facturen (de Franse facturen) hebben opgemaakt en de in 3.15 en 3.16 genoemde bedragen (de op de Franse facturen genoemde bedragen) niet hebben betaald. Hierdoor zouden in de onderhavige jaren aanzienlijke bedragen aan verschuldigde belasting niet zijn betaald. Volgens de inspecteur is, gelet op de omstandigheid dat de heren [persoon 3] (zie 3.6) en [persoon 5] (zie 3.9) niet traceerbaar zijn, sprake van een hoogst ongebruikelijk en ongeloofwaardig patroon.
4.10.1.Belanghebbende stelt dat de Franse facturen niet zijn vervalst en dat de op de Franse facturen genoemde bedragen wél zijn betaald. Dat hij geen gegevens heeft bewaard van de heren [persoon 3] en [persoon 5] zou hem niet kunnen worden verweten.
4.10.2.In artikel 27e, eerste lid, van de AWR is bepaald – voor zover hier van belang – dat indien de vereiste aangifte niet is gedaan het beroep gegrond wordt verklaard, tenzij is gebleken dat en in hoeverre de uitspraak op bezwaar onjuist is (omkering en verzwaring van de bewijslast).
4.10.3.Bij inhoudelijke gebreken in een aangifte kan slechts dan worden aangenomen dat de vereiste aangifte niet is gedaan, indien aan de hand van de normale regels van stelplicht en bewijslast is vastgesteld dat sprake is van één of meer gebreken die ertoe leiden dat de volgens de aangifte verschuldigde belasting verhoudingsgewijs aanzienlijk lager is dan de werkelijk verschuldigde belasting. Ook is vereist dat het bedrag van de belasting dat als gevolg van de gebreken in de aangifte niet zou zijn geheven, op zichzelf beschouwd aanzienlijk is. Inhoudelijke gebreken in de aangifte worden voor de toepassing van deze regels slechts in aanmerking genomen indien de belastingplichtige ten tijde van het doen van de aangifte wist of zich ervan bewust moest zijn dat daardoor een aanzienlijk bedrag aan verschuldigde belasting niet zou worden geheven. Ook dit moet worden vastgesteld aan de hand van de normale regels van stelplicht en bewijslast, waardoor de bewijslast hiervoor rust op de inspecteur.
4.10.4.Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur met al hetgeen hij heeft aangevoerd het bewijs geleverd dat de Franse facturen zijn vervalst, dat belanghebbende en de echtgenote dat moeten hebben geweten en dat zij de op die facturen vermelde bedragen niet aan de op die facturen vermelde dienstverleners hebben betaald. Daarom zijn die bedragen ten onrechte in aftrek gebracht. De rechtbank neemt daarbij het volgende, in onderlinge samenhang bezien, in aanmerking:
- belanghebbende heeft ook desgevraagd geen afschriften overgelegd van contracten die met de Franse dienstverleners zijn gesloten;
- de op de facturen vermelde bedragen zijn zo hoog dat het niet aannemelijk is dat een zakelijk handelend ondernemer die zonder contractueel vastgelegde afspraken en zonder enige specificatie zou betalen;
- het is ongebruikelijk dat bedragen die zo hoog zijn als die van de facturen telkens contant worden afgerekend; de rechtbank acht de verklaring van belanghebbende dat contante betalingen in Frankrijk gebruikelijk zijn onaannemelijk gezien de hoogte van de bedragen;
- belanghebbende en de echtgenote hebben de omzetbelasting die op de facturen is vermeld niet teruggevraagd, terwijl het om aanzienlijke bedragen gaat;
- de Franse dienstverleners zijn niet bekend bij de Franse Belastingdienst (zie 3.17);
- de Franse dienstverleners zijn niet gevestigd op de op de facturen genoemde adressen (zie 3.17);
- het op de facturen van [bedrijf 4] genoemde telefoonnummer is niet toegekend (zie 3.17);
- belanghebbende en/of de echtgenote hebben na de aangekondigde correcties, noch in bezwaar, noch in beroep, enig bewijs geleverd omtrent het bestaan van de Franse dienstverleners en/of het daadwerkelijk afnemen van diensten van de Franse dienstverleners en/of het daadwerkelijk betalen van bedragen aan de Franse dienstverleners.
Hierdoor heeft belanghebbende (zie 3.15 en 3.16) de volgende bedragen ten onrechte in aftrek gebracht op zijn belastbare resultaat over de jaren 2015 tot en met 2017:
Bewakingskosten
Actualiseren [systeem]
2015
€ 6.084
€ 7.820,87
2016
€ 6.084
€ 11.834,82
2017
€ 6.084
€ 9.352,20
4.10.5.Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur aannemelijk gemaakt dat de verkoop van de vier auto’s in 2015 aan de heer [persoon 3] (zie 3.3) in werkelijkheid niet heeft plaatsgevonden en dat de betreffende auto’s aan de onderneming zijn onttrokken door ze op naam van de Stichting te zetten, welke stichting door belanghebbende en de echtgenote wordt beheerd. De rechtbank neemt daarbij het volgende, in onderlinge samenhang bezien, in aanmerking:
- het in de verkoopovereenkomst genoemde telefoonnummer van de heer [persoon 3] is een niet bestaand telefoonnummer (zie 3.6);
- het in de verkoopovereenkomst genoemde adres van de heer [persoon 3] is een niet bestaand adres (zie 3.6);
- het is onaannemelijk dat de heer [persoon 3] , zelfs als hij na aankoop van de auto’s ernstig ziek is geworden, wel voor de auto’s heeft betaald maar deze niet heeft laten ophalen en ze ook niet op zijn naam heeft laten zetten;
- de in de verkoopovereenkomst genoemde prijs voor de vier auto’s is, gezien het onderzoek dat de inspecteur heeft verricht, onaannemelijk laag, waarbij de rechtbank geen waarde hecht aan de door belanghebbende en zijn echtgenote overgelegde taxatierapporten, welke peildata kennen / zijn opgemaakt op data die ver liggen na de datum die wordt genoemd in de verkoopovereenkomst.
De rechtbank acht de door de inspecteur vastgestelde waarden van de auto’s aannemelijk. Hierdoor heeft belanghebbende € 20.674,50 (zie 3.6) ten onrechte in aftrek gebracht op zijn belastbare resultaat over het jaar 2015.
4.10.6.Daarnaast acht de rechtbank aannemelijk geworden dat belanghebbende en de echtgenote bewust privékosten in de administratie van [de maatschap] hebben verwerkt als zakelijke kosten. De inspecteur heeft, gelet op de verklaring van de heer [bedrijf 1] , aannemelijk gemaakt dat de heer [bedrijf 1] op 26 januari 2015 een koperen dak op de aanbouw van de woning van belanghebbende en de echtgenote heeft gelegd (zie 3.7 en 3.8). Hierdoor heeft belanghebbende € 1.490,56 ten onrechte in aftrek gebracht op zijn belastbare resultaat over het jaar 2015.
4.10.7.Ook acht de rechtbank aannemelijk geworden dat belanghebbende en de echtgenote in 2015 geen losbladige parlementaire geschiedenis hebben gekocht. De rechtbank neemt daarbij het volgende, in onderlinge samenhang bezien, in aanmerking:
- in het e-mailbericht van 16 november 2015 staat dat de verkoper, de heer [persoon 5] , vijf jaar eerder is gestopt met zijn advocatenpraktijk, maar volgens de Haagse Orde van Advocaten is er geen heer [persoon 5] bekend die is gestopt als advocaat (zie 3.9);
- volgens de rittenregistratie van de zakelijke auto hebben er op 16 november 2015 twee ritten plaatsgevonden naar de [adres 2] , maar heeft er volgens het bevolkingsregister op die datum geen heer [persoon 5] in die straat gewoond (zie 3.9);
- een prijs van € 11.395 voor bedoelde parlementaire geschiedenis komt de rechtbank onaannemelijk hoog voor, mede gezien het feit dat die parlementaire geschiedenis gratis raadpleegbaar is op internet;
- een contante betaling tot de door belanghebbende gestelde hoogte is, ook voor transacties via Marktplaats, ongebruikelijk.
Op grond van het vorenoverwogene is aannemelijk dat belanghebbende en/of de echtgenote het e-mailbericht heeft/hebben vervalst en dat belanghebbende hiervan tenminste op de hoogte is geweest. Hierdoor heeft belanghebbende € 5.697,50 ten onrechte in aftrek gebracht op zijn belastbare resultaat over het jaar 2015.
4.10.8.Verder acht de rechtbank aannemelijk geworden dat de tweede en de derde pellet kachel niet in het kantoor van [de maatschap] , maar in de privéwoning van belanghebbende en de echtgenote zijn geplaatst. De inspecteur heeft aannemelijk gemaakt dat de installateur van de derde pellet kachel heeft verklaard dat deze pellet kachel in de privéwoning is geplaatst en dat daarbij de in de privéwoning aanwezige pellet kachel is verplaatst naar de kantoorruimte (zie 3.10). Hierdoor heeft belanghebbende bedragen van € 1.402 en € 632,50 ten onrechte in aftrek gebracht op zijn belastbare resultaat over het jaar 2016.
4.10.9.Ook acht de rechtbank, gelet op de in 3.12 bedoelde verklaring, aannemelijk geworden dat de in 3.11 bedoelde factuur op verzoek van belanghebbende en/of de echtgenote is aangepast door [bedrijf 2] zodat privékosten als zakelijke kosten in aftrek konden worden gebracht. Hierdoor heeft belanghebbende € 935,95 ten onrechte in aftrek gebracht op zijn belastbare resultaat over het jaar 2016.
4.10.10.Tot slot acht de rechtbank aannemelijk geworden dat de in 3.13 bedoelde factuur, ter zake van het aansluiten van de derde pellet kachel, betrekking heeft op werkzaamheden in de privéwoning van belanghebbende en de echtgenote (zie ook 4.10.8). Hierdoor heeft belanghebbende € 531,78 ten onrechte in aftrek gebracht op zijn belastbare resultaat over het jaar 2016.
4.10.11.De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende, door het in aftrek brengen van de in 4.10.4 tot en met 4.10.10 genoemde bedragen terwijl daarop geen recht bestond, onjuiste aangiften IB/PVV en Zvw heeft gedaan voor de jaren 2015 tot en met 2017, en dat het verschil tussen de IB/PVV volgens die aangiften en de werkelijk verschuldigde IB/PVV zowel absoluut als relatief aanzienlijk is. De rechtbank acht tevens aannemelijk dat belanghebbende zich hiervan bewust was. Het vorenstaande leidt ertoe dat belanghebbende voor de jaren 2014 tot en met 2017 niet de vereiste aangiften heeft gedaan, wat tot gevolg heeft dat de bewijslast moet worden omgekeerd en verzwaard.
Is sprake van redelijke schattingen?