ECLI:NL:RBZWB:2025:3218

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 mei 2025
Publicatiedatum
23 mei 2025
Zaaknummer
24-7675
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van een bezwaar tegen een besluit inzake bijstandsuitkering

Deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant betreft de ontvankelijkheid van een bezwaar van eiseres tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda. Eiseres had een aanvraag voor een bijstandsuitkering ingediend, maar het college weigerde deze in behandeling te nemen omdat er onvoldoende gegevens waren. Eiseres diende op 30 augustus 2024 een bezwaarschrift in, maar het college verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk wegens een te late indiening. De rechtbank oordeelt dat het college het bezwaar ontvankelijk had moeten verklaren. Eiseres had in de periode tussen het primaire besluit en het indienen van het bezwaarschrift met het college gecommuniceerd over de vertaling van een taxatierapport, wat de rechtbank als een voorlopig bezwaar beschouwt. De rechtbank vernietigt het besluit van het college en draagt hen op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens moet het college het griffierecht aan eiseres vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/7675

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 mei 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda.

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de vraag of het college het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat het bezwaarschrift te laat is ingediend.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het college het bezwaar ontvankelijk had moeten verklaren. Eiseres krijgt dus gelijk en het beroep is gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiseres heeft een aanvraag gedaan voor een bijstandsuitkering. Op 21 maart 2024 heeft het college eiseres onder meer verzocht om een beëdigde vertaling van een taxatierapport van onroerend goed in Spanje. Het college heeft geen vertaling van eiseres ontvangen, omdat zij niet over de financiële middelen beschikt om de kosten voor de beëdigde vertaling van ongeveer € 2.400,- te betalen.
2.1.
Bij besluit van 1 juli 2024 (primair besluit) heeft het college aan eiseres medegedeeld dat hij haar aanvraag niet in behandeling neemt, omdat er onvoldoende gegevens zijn om de aanvraag te beoordelen.
2.2.
Op 30 augustus 2024 heeft eiseres een bezwaarschrift ingediend tegen het primaire besluit.
2.3.
Bij bestreden besluit van 25 augustus (de rechtbank leest: september) 2024 heeft het college het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard vanwege een onverschoonbare overschrijding van de bezwaartermijn.
2.4.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.5.
De rechtbank heeft het beroep op 9 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft eiseres met behulp van een beeldverbinding deelgenomen. Het college heeft zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of het college het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wetgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Is het bezwaar ontvankelijk?
4. De termijn voor het indienen van een bezwaarschift is zes weken. [1] Deze termijn begint te lopen op de dag ná de dag waarop het besluit op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt. [2] Een bezwaarschrift is op tijd ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. [3]
4.1.
Volgens vaste rechtspraak [4] is de schriftelijke weergave van mondeling kenbaar gemaakte bezwaren soms aan te merken als (voorlopig) bezwaarschrift.
4.2.
Vast staat dat het bezwaarschrift van 30 augustus 2024 na afloop van de bezwaartermijn is ingediend. Op zitting heeft eiseres uitgelegd dat ze in de tijd tussen het primaire besluit en het indienen van haar bezwaarschrift, met het college heeft gezocht naar een manier om de officiële vertaling te kunnen betalen. Het was de bedoeling van beide partijen dat de aanvraag alsnog in behandeling zou worden genomen na ontvangst van de vertaling. Het overleg heeft uiteindelijk geen oplossing gebracht, waarna eiseres alsnog een bezwaarschrift heeft ingediend. Het overleg vond met name schriftelijk (via e-mail) plaats.
4.3.
Deze e-mails zijn geen onderdeel van het dossier, maar de inhoud daarvan is door het college niet weersproken. Daardoor vindt de rechtbank het aannemelijk dat dit overleg heeft plaatsgevonden om tegemoet te komen aan de bezwaren van eiseres. Daarmee was het voor het college duidelijk dat eiseres het niet eens was met het primaire besluit.
4.4.
De rechtbank is daarom van oordeel dat deze e-mails als een voorlopig bezwaar kunnen worden gezien. Aangezien eiseres onweersproken heeft gesteld dat de e-mails zijn verzonden in de bezwaartermijn is het bezwaar tijdig ingediend. Er is dan ook geen sprake van een termijnoverschrijding. Het bezwaar is dan ook ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.
4.5.
Deze beroepsgrond slaagt.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is gegrond. Eiseres krijgt dus gelijk. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. Dit betekent dat het college alsnog inhoudelijk op het bezwaar moet beslissen. De rechtbank ziet geen mogelijkheid om zelf het geschil definitief te beslechten en zal het college opdragen binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. Deze termijn gaat pas lopen als de termijn om hoger beroep in te stellen is verstreken of, als hoger beroep wordt ingesteld, als daarop is beslist. [5]
5.1.
De rechtbank geeft het college daarbij in overweging om nog een keer met eiseres in overleg te gaan om een oplossing te vinden en zich daarbij de vraag te stellen of volstaan kan worden met een beëdigde vertaling van een deel van het taxatierapport.
5.2.
Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiseres vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 25 september 2024;
- draagt het college op om binnen zes weken na de dag nadat de termijn om hoger beroep in te stellen ongebruikt is verstreken of, als hoger beroep wordt ingesteld, na de dag nadat daarop is beslist, een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 51,- aan eiseres moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Koek, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M.H. Meulensteen, griffier, op 21 mei 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wetgeving
Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Artikel 6:7
De termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift bedraagt zes weken.
Artikel 6:8
1. De termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Artikel 6:9
1. Een bezwaar- of beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. (…)

Voetnoten

1.Artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 6:8, eerste lid, van de Awb.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 23 april 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:814 en 18 juli 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2349.
5.Artikel 8:106, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awb.