In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 mei 2025, wordt het beroep van eiser beoordeeld tegen de afwijzing van zijn ingebrekestelling door de Dienst Toeslagen. Eiser had op 16 juli 2024 bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn ingebrekestelling, die op 30 april 2024 door de Dienst Toeslagen was ontvangen. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de Dienst Toeslagen niet tijdig heeft beslist op het bezwaar van eiser. De rechtbank wijst erop dat, volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een bestuursorgaan binnen een bepaalde termijn moet beslissen op een aanvraag of bezwaarschrift. In dit geval had de Dienst Toeslagen uiterlijk op 13 november 2024 moeten beslissen, maar dit is niet gebeurd. Eiser heeft de Dienst Toeslagen op 16 november 2024 in gebreke gesteld, maar er is nog steeds geen besluit genomen.
De rechtbank bepaalt dat de Dienst Toeslagen alsnog binnen twee weken na verzending van deze uitspraak een besluit moet nemen. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank oordeelt dat eiser recht heeft op vergoeding van het griffierecht, maar dat er geen proceskosten zijn die voor vergoeding in aanmerking komen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.