ECLI:NL:RBZWB:2025:3310

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 mei 2025
Publicatiedatum
28 mei 2025
Zaaknummer
BRE 23/3044
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) door belanghebbende B.V. en de inspecteur van de Belastingdienst

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende B.V. tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst van 8 mei 2023, waarbij een naheffingsaanslag Bpm van € 7.497 is opgelegd. De rechtbank heeft het beroep op 15 april 2025 behandeld, waarbij belanghebbende werd vertegenwoordigd door mr. M.U. Sahin en de inspecteur door twee inspecteurs. De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslag te hoog is en dat belanghebbende recht heeft op een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank stelt vast dat de inspecteur de naheffingsaanslag op basis van een hertaxatie heeft opgelegd, maar dat de waarde van de auto en de schade niet correct zijn vastgesteld. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar, vermindert de naheffingsaanslag tot € 7.391 en kent een schadevergoeding van € 1.000 toe, waarvan € 300 voor rekening van de inspecteur en € 700 voor rekening van de Staat. De proceskostenvergoeding bedraagt € 3.108. De uitspraak is gedaan door mr. drs. M.M. de Werd op 27 mei 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/3044

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 mei 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende] B.V., gevestigd te [plaats] , belanghebbende

(gemachtigde: mr. S.M. Bothof, Bothof Services B.V.),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur,

en

de Staat der Nederlanden (de Minister van Justitie en Veiligheid), de Staat.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 8 mei 2023.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) opgelegd van € 7.497 (de naheffingsaanslag).
1.2.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 15 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens belanghebbende, mr. M.U. Sahin, verbonden aan Bothof Services B.V., en namens de inspecteur, mr. [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de naheffingsaanslag terecht en niet tot een te hoog bedrag is opgelegd. Tevens beoordeelt de rechtbank of belanghebbende recht heeft op een immateriëleschadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.
2.1.
Naar het oordeel van de rechtbank is de naheffingsaanslag te hoog. Het beroep is daarom gegrond. Daarnaast heeft belanghebbende recht op een immateriëleschadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

3. Belanghebbende heeft aangifte gedaan ter zake van de registratie van een Mercedes Benz G-klasse 63 met [VIN-nummer] (de auto) en een bedrag aan Bpm voldaan van € 45.145.
3.1.
Bij de aangifte is een taxatierapport van ASG Expertise met datum 22 februari 2022 gevoegd. Daarin is een handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat opgenomen van € 144.602, gebaseerd op de koerslijst van Eurotax. De taxateur heeft een schadebedrag van € 14.786 geconstateerd en de handelsinkoopwaarde in beschadigde staat vastgesteld op € 129.816 [1] .
3.2.
De inspecteur heeft een hertaxatie laten verrichten door Domeinen Roerende Zaken (DRZ). De bevindingen zijn opgenomen in een rapport van 8 maart 2022. De hertaxateur heeft de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat vastgesteld op € 150.924, eveneens gebaseerd op de koerslijst van Eurotax. De hertaxateur heeft schade geconstateerd van € 1.116 waarvan € 804 (72%) in mindering is gebracht op de handelsinkoopwaarde.
3.3.
De inspecteur heeft op basis van de hem ter beschikking staande gegevens en overeenkomstig de bevindingen in het rapport van DRZ bij het opleggen van de naheffingsaanslag het standpunt ingenomen dat de verschuldigde Bpm moet worden vastgesteld op € 52.643. Met dagtekening 5 augustus 2022 is aan belanghebbende voor de auto een naheffingsaanslag opgelegd van € 7.497.

Overwegingen

Herleidingsmethode
4. De beroepsgronden van belanghebbende met betrekking tot de zogenoemde herleidingsmethode slagen niet. De rechtbank verwijst hiervoor naar de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 14 april 2022 [2] en naar de conclusie van A-G Ettema van 22 december 2023. [3]
Historische nieuwprijs
4.1.
Tussen partijen is niet meer in geschil dat de historische nieuwprijs € 280.219 bedraagt. De rechtbank ziet geen aanleiding dit standpunt niet te volgen en stelt de historische nieuwprijs vast op € 280.219.
Handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat
4.2.
Beide partijen zijn uitgegaan van de koerslijst van Eurotax. De inspecteur heeft op grond van die koerslijst de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat vastgesteld op € 150.924. In de koerslijst die belanghebbende heeft overgelegd is eveneens die waarde tot uitgangspunt genomen maar is daarop een aftrek geclaimd vanwege het aantal voorgaande eigenaren van de auto (bijstelling aantal eigenaren). De inspecteur betwist het aantal voorgaande eigenaren en stelt dat er geen grond is voor het in aanmerking nemen van de aftrek.
4.3.
Na de gemotiveerde betwisting door de inspecteur rust de bewijslast om aannemelijk te maken dat sprake is van meerdere voorgaande eigenaren op belanghebbende. Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende niet aan die bewijslast voldaan. Het enkel overleggen van een buitenlands document, dat niet naar het Nederlands is vertaald en waaruit zou moeten blijken dat de auto vier voorgaande eigenaren heeft gehad, is daartoe onvoldoende. Dat de auto vier voorgaande eigenaren heeft gehad is daarnaast niet op de inkoopfactuur vermeld en de rechtbank acht dat aantal, gelet op de leeftijd van de auto (6 maanden) en het gering aantal gereden kilometers (minder dan 10.000 km), ook niet aannemelijk. De rechtbank komt daarom niet toe aan de vraag of en in hoeverre rekening mag worden gehouden met de bijstelling aantal eigenaren. De verwijzing van belanghebbende naar het arrest van de Hoge Raad van 15 november 2019 [4] maakt dat niet anders, reeds omdat het in die zaak ging om de bijstellingen ‘dealersituatie’ en ‘marktsituatie’ die, in tegenstelling tot de bijstelling ‘aantal eigenaren’, niet autogebonden zijn. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen stelt de rechtbank de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat vast op € 150.924.
Waardevermindering wegens schade
4.4.
De bewijslast ten aanzien van de schade en het schadeverleden rust op belanghebbende. Belanghebbende heeft daartoe gewezen op het taxatierapport dat ten grondslag is gelegd aan de aangifte. Volgens belanghebbende is bij de onderhavige auto sprake van een jonge auto uit het duurdere segment met weinig kilometers op de teller. Om die reden mag 100% van de schade in aftrek worden genomen. De inspecteur heeft op basis van het rapport van DRZ een schadebedrag van € 804 (72% x € 1.116) in aftrek genomen.
4.5.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende met het taxatierapport en de door belanghebbende overgelegde foto’s niet aannemelijk gemaakt dat de auto ten tijde van het doen van aangifte meer schade had dan door DRZ is onderkend. Dat, zoals belanghebbende stelt, binnen de branche beleid is ontwikkeld over het onderscheid tussen normale gebruikssporen en echte schade en dat een of meer van de volgens dat beleid geldende schades zich voordoen bij de auto, kan niet tot een ander oordeel leiden. De inspecteur is niet gebonden aan beleid dat binnen de branche zou zijn ontwikkeld. De rechtbank ziet in de omstandigheid dat sprake is van een jonge, exclusieve auto met weinig kilometers op de teller wel aanleiding om 100% van de door DRZ geconstateerde schade in aanmerking te nemen. De rechtbank stelt daarom de waardevermindering wegens schade vast op € 1.116.
Hoogte naheffingsaanslag
4.6.
Het voorgaande brengt mee dat het beroep gegrond is en dat de naheffingsaanslag als volgt moet worden verminderd:
Historische nieuwprijs
Af: Handelsinkoopwaarde
Bij: Waardevermindering wegens schade
Afschrijving
Afschrijvingspercentage
Bruto historische Bpm
Af: Afschrijving (46,54%x bruto historische Bpm)
Verschuldigde Bpm
Af: Voldaan op aangifte
Naheffing
€ 280.219
€ 150.924
€ 1.116
€ 130.411
46,54%
€ 98.270
€ 45.734
€ 52.536
€ 45.145
€ 7.391
Immateriëleschadevergoeding
4.7.
Belanghebbende maakt aanspraak op een immateriëleschadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen het onderhavige geschil beslecht had moeten zijn.
4.8.
De rechtbank stelt vast dat de inspecteur het bezwaarschrift op 15 augustus 2022 heeft ontvangen. De rechtbank doet uitspraak op 27 mei 2025. De redelijke termijn van twee jaar is met afgerond tien maanden overschreden. Belanghebbende heeft recht op een schadevergoeding van € 1.000. Omdat de bezwaarfase afgerond drie maanden te lang heeft geduurd komt € 300 (3/10e deel) voor rekening van de inspecteur en € 700 (de rest) voor rekening van de Staat. De rechtbank merkt de Staat in zoverre mede aan als partij in dit geding.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt daarom de uitspraak op bezwaar. Omdat het beroep gegrond is moet de inspecteur het griffierecht aan belanghebbende vergoeden en krijgt belanghebbende ook een proceskostenvergoeding. De inspecteur moet deze vergoeding betalen.
5.1.
De proceskostenvergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt belanghebbende een vast bedrag per proceshandeling. In bezwaar heeft elke proceshandeling een waarde van € 647 [5] en in beroep een waarde van € 907. De gemachtigde heeft namens belanghebbende een bezwaarschrift ingediend, een hoorzitting bijgewoond, een beroepschrift ingediend en aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. De proceskostenvergoeding bedraagt dan in totaal € 3.108.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de naheffingsaanslag tot € 7.391;
- veroordeelt de inspecteur tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende van € 300;
- veroordeelt de Staat tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende van € 700;
- bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van € 184 aan belanghebbende moet vergoeden;
- veroordeelt de inspecteur tot betaling van € 3.108 aan proceskosten aan belanghebbende.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.M. de Werd, rechter, in aanwezigheid van mr. C.C. van den Berg, griffier, op 27 mei 2025. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat € 144.602 – aftrek schade 100% x € 14.786.
2.Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 14 april 2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:1427.
3.Parket bij de Hoge Raad 22 december 2023, ECLI:NL:PHR:2023:1214.
4.HR 15 november 2019, ECLI:NL:HR:2019:1783.
5.HR12 juli 2024, ECLI:NL:HR:2024:1060.