ECLI:NL:RBZWB:2025:3311

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 mei 2025
Publicatiedatum
28 mei 2025
Zaaknummer
BRE 23/10979
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) door belanghebbende B.V. en de inspecteur van de Belastingdienst

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 mei 2025, wordt het beroep van belanghebbende B.V. tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 18 oktober 2023 beoordeeld. De inspecteur had een naheffingsaanslag van € 5.219 opgelegd voor de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) met betrekking tot een Audi Q7-55 TFSI. De rechtbank heeft op 15 april 2025 de zaak behandeld, waarbij belanghebbende werd vertegenwoordigd door mr. M.U. Sahin en de inspecteur door twee inspecteurs. De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslag te hoog is en dat het beroep gegrond is. Tevens heeft belanghebbende recht op een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn van twee jaar met vijf maanden is overschreden, wat leidt tot een schadevergoeding van € 500, waarvan € 400 voor rekening van de inspecteur en € 100 voor de Staat. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar, vermindert de naheffingsaanslag tot € 3.505 en kent een proceskostenvergoeding van € 3.108 toe aan belanghebbende.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/10979

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 mei 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende] B.V., gevestigd te [plaats], belanghebbende

(gemachtigde: mr. S.M. Bothof, Bothof Services B.V.),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur,

en

de Staat der Nederlanden (de Minister van Justitie en Veiligheid), de Staat.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 18 oktober 2023.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) opgelegd van € 5.219 (de naheffingsaanslag).
1.2.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 15 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens belanghebbende, mr. M.U. Sahin, verbonden aan Bothof Services B.V., en namens de inspecteur, mr. [inspecteur 1] en [inspecteur 2].

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de naheffingsaanslag terecht en niet tot een te hoog bedrag is opgelegd. Tevens beoordeelt de rechtbank of belanghebbende recht heeft op een immateriëleschadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.
2.1.
Naar het oordeel van de rechtbank is de naheffingsaanslag te hoog. Het beroep is daarom gegrond. Daarnaast heeft belanghebbende recht op een immateriëleschadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

3. Belanghebbende heeft aangifte gedaan ter zake van de registratie van een Audi Q7-55 TFSI met [VIN-nummer] (de auto) en een bedrag aan Bpm voldaan van € 13.018.
3.1.
Bij de aangifte is een taxatierapport van Voertuig Taxaties B.V. met datum 16 juni 2022 gevoegd. Daarin is een handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat opgenomen van € 66.292, gebaseerd op een koerslijst van Xray. De taxateur heeft een schadebedrag van € 13.064 geconstateerd en de handelsinkoopwaarde in beschadigde staat vastgesteld op € 47.905 [1] .
3.2.
De inspecteur heeft een hertaxatie laten verrichten door Domeinen Roerende Zaken (DRZ). De bevindingen zijn opgenomen in een rapport van 27 juni 2022. De hertaxateur heeft de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat vastgesteld op € 67.184, eveneens gebaseerd op een koerslijst van Xray. De hertaxateur heeft geen aanleiding gezien om een waardevermindering wegens schade in aanmerking te nemen.
3.3.
De inspecteur heeft op basis van de hem ter beschikking staande gegevens en overeenkomstig de bevindingen in het rapport van DRZ bij het opleggen van de naheffingsaanslag het standpunt ingenomen dat de verschuldigde Bpm moet worden vastgesteld op € 18.235. Met dagtekening 9 december 2022 is aan belanghebbende voor de auto een naheffingsaanslag opgelegd van € 5.219.

Overwegingen

Herleidingsmethode
4. De beroepsgronden van belanghebbende met betrekking tot de zogenoemde herleidingsmethode slagen niet. De rechtbank verwijst hiervoor naar de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 14 april 2022 [2] en naar de conclusie van A-G Ettema van 22 december 2023. [3]
Historische nieuwprijs en handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat
4.1.
Tussen partijen is niet meer in geschil dat de historische nieuwprijs van de auto € 147.124 bedraagt en de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat € 67.184. De rechtbank ziet geen aanleiding deze standpunten niet te volgen en stelt de historische nieuwprijs vast op € 147.124 en de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat op € 67.184.
Waardevermindering wegens schade, ontbreken boekenpakket en schadeverleden
4.2.
De inspecteur heeft zich in het verweerschrift op het standpunt gesteld dat, na herbeoordeling van het rapport van DRZ en de foto’s die belanghebbende bij het beroepschrift heeft overgelegd, ten onrechte geen rekening is gehouden met een waardevermindering wegens schade van € 4.182 (100% aftrek). De inspecteur heeft zich daarbij gebaseerd op de schadebedragen die bij de door belanghebbende overgelegde foto’s zijn vermeld.
4.3.
De rechtbank ziet geen aanleiding het nadere standpunt van de inspecteur niet te volgen. Belanghebbende heeft naar het oordeel van de rechtbank, gelet op het bij de aangifte gevoegde taxatierapport en de daarbij gevoegde foto’s, niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van een nog hoger bedrag aan (aftrekbare) schade. De verwijzing van belanghebbende naar beleid binnen de branche over het onderscheid tussen normale gebruikssporen en echte schade en het standpunt dat een of meer van de volgens dat beleid geldende schades zich voordoen, maakt dat niet anders. De inspecteur is niet gebonden aan beleid dat binnen de branche zou zijn ontwikkeld.
4.4.
De inspecteur heeft in het verweerschrift ondubbelzinnig toegezegd dat als gevolg van het ontbreken van het Nederlandstalig boekenpakket een waardevermindering van € 107 kan worden toegepast. Anders dan de inspecteur is de rechtbank van oordeel dat de inspecteur niet op deze toezegging kan terugkomen.
4.5.
De rechtbank ziet verder geen aanleiding om een waardevermindering wegens een schadeverleden in aanmerking te nemen. In de koerslijst van Xray wordt voor een daarin opgenomen motorrijtuig niet als variabele rekening gehouden met een waardevermindering wegens in het verleden op gelopen en herstelde schade van grotere omvang dan normale gebruiksschade (het schadeverleden). Er moet daarom van worden uitgegaan dat dit gegeven bij de waardebepaling volgens deze koerslijst (ook bij toepassing van de taxatiemethode) niet relevant is. [4] Het staat belanghebbende niet vrij om, los van de bij de taxatie gekozen koerslijst, een vermindering wegens schadeverleden in aanmerking te nemen. Dit geldt naar het oordeel van de rechtbank niet alleen bij toepassing van de koerslijstmethode maar ook, zoals hier, bij toepassing van de taxatiemethode. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat belanghebbende op geen enkele wijze aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een schadeverleden en van de invloed daarvan op de waarde.
Hoogte naheffingsaanslag
4.6.
Het voorgaande brengt mee dat het beroep gegrond is en dat de naheffingsaanslag als volgt moet worden verminderd:
Historische nieuwprijs
Af: Handelsinkoopwaarde
Afschrijving
Afschrijvingspercentage
Bruto historische Bpm
Af: Afschrijving (57,25%x bruto historische Bpm)
Verschuldigde Bpm
Af: Voldaan op aangifte
Naheffing
€ 147.124
€ 67.184
€ 84.229
57,25%
€ 38.650
€ 22.127
€ 16.523
€ 13.018
€ 3.505
Immateriëleschadevergoeding
4.7.
Belanghebbende maakt aanspraak op een immateriëleschadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen het onderhavige geschil beslecht had moeten zijn.
4.8.
De rechtbank stelt vast dat de inspecteur het bezwaarschrift op 29 december 2022 heeft ontvangen. De rechtbank doet uitspraak op 27 mei 2025. De redelijke termijn van twee jaar is met afgerond vijf maanden overschreden. Belanghebbende heeft recht op een schadevergoeding van € 500. Omdat de bezwaarfase afgerond vier maanden te lang heeft geduurd komt € 400 (4/5e deel) voor rekening van de inspecteur en € 100 (de rest) voor rekening van de Staat. De rechtbank merkt de Staat in zoverre mede aan als partij in dit geding.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt daarom de uitspraak op bezwaar. Omdat het beroep gegrond is moet de inspecteur het griffierecht aan belanghebbende vergoeden en krijgt belanghebbende ook een proceskostenvergoeding. De inspecteur moet deze vergoeding betalen.
5.1.
De proceskostenvergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt belanghebbende een vast bedrag per proceshandeling. In bezwaar heeft elke proceshandeling een waarde van € 647 [5] en in beroep een waarde van € 907. De gemachtigde heeft namens belanghebbende een bezwaarschrift ingediend, een hoorzitting bijgewoond, een beroepschrift ingediend en aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. De proceskostenvergoeding bedraagt dan in totaal € 3.108.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de naheffingsaanslag tot € 3.505;
- veroordeelt de inspecteur tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende van € 400;
- veroordeelt de Staat tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende van € 100;
- bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van € 365 aan belanghebbende moet vergoeden;
- veroordeelt de inspecteur tot betaling van € 3.108 aan proceskosten aan belanghebbende.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.M. de Werd, rechter, in aanwezigheid van mr. C.C. van den Berg, griffier, op 27 mei 2025. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat € 66.292 – aftrek schade 90% x € 13.064 – aftrek schadeverleden € 6.629.
2.Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 14 april 2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:1427.
3.Parket bij de Hoge Raad 22 december 2023, ECLI:NL:PHR:2023:1214.
4.HR 28 februari 2020, ECLI:NL:HR:2020:331, r.o. 2.3.3. en HR 2 februari 2024, ECLI:NL:HR:2024:147, r.o. 3.3.2.
5.Hoge Raad 12 juli 2024, ECLI:NL:HR:2024:1060.