ECLI:NL:RBZWB:2025:3432

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 mei 2025
Publicatiedatum
2 juni 2025
Zaaknummer
10956460 MB VERZ 24-177
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.H.C. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens parkeren buiten parkeervak

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 mei 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het parkeren buiten een parkeervak in Tilburg op 22 juni 2023. De betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 2 mei 2025 was de betrokkene niet aanwezig, maar zijn gemachtigde, mr. N.G.A. Voorbach, heeft het beroep ingediend. De officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. E. Morsink.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, voldoende is aangetoond door de verklaring van de verbalisant. De gemachtigde van de betrokkene voerde aan dat de gedraging niet had plaatsgevonden, maar de kantonrechter oordeelde dat de verklaring van de verbalisant voldoende bewijs bood. De kantonrechter merkte op dat in zaken op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende is, tenzij er specifieke feiten zijn die aan de juistheid daarvan twijfelen.

De kantonrechter concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant en dat het ontbreken van een schouwrapport geen reden was om aan de aanwezigheid van de bebording te twijfelen. De boete werd daarom terecht opgelegd en het beroep werd ongegrond verklaard. Tevens werd het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Tilburg
zaaknummer : 10956460 \ MB VERZ 24-177
CJIB-nummer : 0062 5422 5927 6028
uitspraakdatum : 2 mei 2025
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. N.G.A. Voorbach (Verkeersboete.nl)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 2 mei 2025. Namens de officier van justitie is verschenen mr. E. Morsink (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Gemachtigde en betrokkene zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: parkeren buiten parkeervak bij één van de borden E4 tot en met E10, E12 of E13 v/d bijlage I van het RVV 1990 in het Jan Wierhof te Tilburg op 22 juni 2023 om 17:13 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht. Betrokkene is geen bord E4 gepasseerd. De rijroute van betrokkene is als volgt: betrokkene reed vanaf de Ringbaan-Oost, via de Jan van Beverwijckstraat het Jan Wierhof in. Uit de verklaring van verbalisant is niet op te maken of de bebording op de vermeende pleegdatum geschouwd is. Voorts verzoekt gemachtigde een proceskostenvergoeding.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe, onder verwijzing naar ECLI:NL:GHARL:2025:1575, het volgende aangevoerd. Anders dan de gemachtigde stelt, is niet altijd een schouwrapport nodig om met voldoende mate van zekerheid vast te stellen dat de bebording op het moment van de gedraging aanwezig was. Het tweede overzichtsarrest over de bebording (ECLI:NL:GHARL:2022:7804) wordt soms - ten onrechte - zo uitgelegd dat het al dan niet aanwezig zijn van de verbalisant in geval van een kom of zone niet langer relevant zou zijn. Dit ligt genuanceerder. Bij de bepaling in welke gevallen betekenis toekomt aan de aanwezigheid van de verbalisant, spelen onder meer de grootte van de betreffende kom of zone en waar de pleeglocatie is gelegen ten opzichte van de bebording een rol. Is sprake van een grote kom of zone met veel toegangswegen, dan ligt niet voor de hand dat de verbalisant (al) de borden heeft gecontroleerd. Uit de informatie die de verbalisant heeft overgelegd blijkt dat de afstand tussen de bebording waarlangs de bestuurder de zone is binnengereden en pleeglocatie relatief kort is. Gelet op het bovenstaande kan voldoende worden vastgesteld dat de gedraging is verricht

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht.
In zaken op grond van de Wahv biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven om te twijfelen aan de juistheid van die verklaring of indien dergelijke feiten en omstandigheden uit het dossier blijken.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant.
Voorts is in dit geval het ontbreken van een schouwrapport geen reden voor twijfel aan de aanwezigheid van bebording gelet op de relatief kleine afstand tussen de gepasseerde
bebording en de pleeglocatie.
De boete is dus terecht opgelegd
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.

Beslissing

De kantonrechter:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, bijgestaan door de griffier L.I.M. Appels, en in het openbaar uitgesproken op 2 mei 2025.
Als u het niet eens bent met deze beslissing, dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, Postbus 90008, 4800 PA Breda. Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: