ECLI:NL:RBZWB:2025:3501

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 juni 2025
Publicatiedatum
4 juni 2025
Zaaknummer
24/6477
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bijstandsverlening met terugwerkende kracht en bijzondere omstandigheden in bestuursrechtelijke context

Op 4 juni 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dongen. Eiseres had een aanvraag ingediend voor bijstandsverlening met terugwerkende kracht vanaf 15 maart 2021, nadat zij op 20 februari 2023 opnieuw bijstand aanvroeg. Het college had deze aanvraag afgewezen, omdat er volgens hen geen bijzondere omstandigheden aanwezig waren die een afwijking van de hoofdregel rechtvaardigden. Eiseres stelde echter dat zij door ernstige psychische beperkingen niet in staat was om zich eerder te melden.

De rechtbank oordeelde dat er wel degelijk sprake was van bijzondere omstandigheden. Eiseres had voldoende aannemelijk gemaakt dat haar psychische en lichamelijke situatie haar verhinderde om zich te melden voor bijstand. De rechtbank concludeerde dat het college de aanvraag van eiseres inhoudelijk had moeten beoordelen en vernietigde het bestreden besluit. De rechtbank droeg het college op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, met inachtneming van de uitspraak. Tevens werd het college veroordeeld tot betaling van het griffierecht en proceskosten aan eiseres.

De uitspraak benadrukt het belang van het erkennen van bijzondere omstandigheden in het bestuursrecht, vooral in gevallen waar psychische problemen een rol spelen. De rechtbank heeft de verklaringen van de ggz-instelling en de ouders van eiseres als consistent en medisch onderbouwd beschouwd, wat leidde tot de conclusie dat eiseres niet in staat was om eerder een aanvraag in te dienen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/6477

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 juni 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.A.E. Bol),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dongen, het college

(gemachtigde: mr. T. Spaan).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de vraag of het college de aanvraag van eiseres om bijstand met terugwerkende kracht terecht heeft afgewezen. Volgens het college zijn daarvoor geen bijzondere omstandigheden aanwezig. Eiseres stelt dat zij als gevolg van ernstige psychische beperkingen niet eerder in staat was zich te melden.
1.1.
De rechtbank oordeelt dat wel sprake is van bijzondere omstandigheden. Daarom moet het college alsnog beoordelen of eiseres recht had op bijstand vanaf 15 maart 2021. Het beroep is gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiseres beëindigde op 15 maart 2021 haar bijstandsuitkering. Op 20 februari 2023 meldde zij zich opnieuw bij het college. Naar aanleiding van die melding heeft zij op 7 maart 2023 een aanvraag ingediend voor een bijstandsuitkering, met het verzoek deze toe te kennen vanaf 15 maart 2021.
2.1.
Met het besluit van 16 mei 2023 heeft het college bijstand toegekend vanaf 20 februari 2023 en is het college in eerste instantie voorbij gegaan aan het verzoek om bijstand met terugwerkende kracht vanaf 15 maart 2021. Dit is hersteld bij besluit van 21 februari 2024, waarbij de aanvraag voor bijstand met terugwerkende kracht alsnog is afgewezen, omdat er volgens het college geen bijzondere omstandigheden zijn die een afwijking van de hoofdregel rechtvaardigen. Het bezwaar van eiseres is met het besluit van 17 juli 2024 ongegrond verklaard (het bestreden besluit).
2.2.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.3.
De rechtbank heeft het beroep op 23 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: mevrouw [moeder] en de heer [vader] (de ouders van eiseres), de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het college. Eiseres was zelf niet aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

3. Op de zitting heeft de gemachtigde van eiseres aangegeven dat de beroepsgronden zien op de afwijzing van de aanvraag voor bijstand met terugwerkende kracht en niet op (het niet terugkomen op) de beëindiging van de uitkering per 15 maart 2021. De rechtbank beoordeelt daarom of het college de aanvraag voor bijstand met terugwerkende kracht terecht heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de argumenten van eiseres, de beroepsgronden.

Wat is het juridisch kader?

4. Artikel 44, eerste lid, van de Participatiewet bepaalt dat, indien door het college is vastgesteld dat recht op bijstand bestaat, de bijstand wordt toegekend vanaf de dag waarop dit recht is ontstaan, voor zover deze dag niet ligt voor de dag waarop de belanghebbende zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen.
4.1.
Volgens vaste rechtspraak wordt in beginsel geen bijstand verleend over de periode voorafgaand aan de melding. Van deze hoofdregel kan worden afgeweken indien bijzondere omstandigheden dat rechtvaardigen. [1] Van bijzondere omstandigheden is sprake als het betrokkene niet te verwijten valt dat zij zich niet eerder heeft gemeld. Dit kan zich voordoen wanneer iemand daartoe feitelijk niet in staat was, [2] waarbij de beschikbare gegevens over de lichamelijke en psychische gesteldheid van belang kunnen zijn voor het aannemen van bijzondere omstandigheden, die afwijking rechtvaardigen van de hoofdregel. [3] Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat zo’n situatie zich voordoet. [4]
Wat heeft eiseres aangevoerd?
5. Eiseres stelt dat zij van 15 maart 2021 tot 20 februari 2023 door haar psychische en lichamelijke situatie niet in staat was om zich te melden voor bijstand. Ter onderbouwing heeft zij medische stukken overlegd, waaronder verklaringen van [ggz-instelling] en rapporten uit haar Wajong-procedure.
Was er sprake van bijzondere omstandigheden?
6. De rechtbank leidt uit de verklaringen van [ggz-instelling], het arbeidsdeskundig rapport en de verklaring van de ouders ter zitting af dat eiseres in de periode van 15 maart 2021 tot 20 februari 2023 psychisch niet in staat was om zelfstandig een melding te doen voor bijstand of daarvoor anderen in te schakelen. De rechtbank stelt vast dat uit die medische stukken blijkt dat bij eiseres sprake is van complexe en samengestelde psychische problematiek, waaronder een autismespectrumstoornis, ADHD, een obsessieve-compulsieve stoornis, een depressieve stoornis, een somatische-symptoomstoornis en PTSS. Zij raakte overbelast na meerdere ingrijpende gebeurtenissen en een gebrek aan juiste begeleiding in 2020. Dit leidde tot pseudo-epileptische aanvallen, ernstige overprikkeling en terugtrekgedrag. Eiseres ondervond ernstige beperkingen in haar dagelijks functioneren.
6.1.
Eiseres heeft per datum van aanvraag van een Wajong-uitkering (21 september 2024) een Wajong-uitkering toegekend gekregen, omdat zij duurzaam niet over arbeidsvermogen beschikt. Het arbeidsdeskundig rapport van het UWV van 20 maart 2025 maakt duidelijk dat de arbeidsdeskundige en de verzekeringsarts van oordeel zijn dat eiseres vanaf haar 18e verjaardag (21 december 2016) nooit over arbeidsvermogen heeft beschikt. Zij mist de daarvoor nodige basale werknemersvaardigheden en haar medische situatie is sinds haar 18e verjaardag alleen maar verslechterd. Weliswaar voert het college terecht aan dat het ontbreken van arbeidsvermogen niet in de weg hoeft te staan aan het doen van een melding, maar in samenhang met de informatie die van de GGz is verkregen kan wel de conclusie worden getrokken dat zij vanaf maart 2021 niet in staat was om een melding te doen. Uit de verklaringen van [ggz-instelling] van 24 januari 2024 en 18 maart 2025 komt namelijk naar voren dat de sollicitatieverplichtingen voor eiseres een bron van veel spanning vormden. Dit sluit aan bij wat haar moeder in het bezwaar heeft verklaard: na de aanvraag van een bijstandsuitkering in 2020 werd eiseres vrijwel direct onder druk gezet om banen te accepteren waar zij zich niet prettig bij voelde. Die druk leidde tot verdere overspanning en overbelasting. In die context heeft eiseres, volgens haar moeder, in wanhoop aangegeven dat de uitkering dan maar moest stoppen. De regiebehandelaar van [ggz-instelling] acht het aannemelijk dat eiseres in de periode maart 2021 tot februari 2023 niet in staat was om de gevolgen van haar beslissingen te overzien, alternatieven te overwegen of hulp te aanvaarden. Ook acht hij het voorstelbaar dat eiseres pas op 20 februari 2023 in staat was zich te melden. Het standpunt van het college dat de regiebehandelaar van [ggz-instelling] zich enkel baseert op de informatie van eiseres volgt de rechtbank niet. De regiebehandelaar heeft zelf een medisch oordeel gevormd, niet enkel op basis van de informatie van eiseres, maar ook op basis van haar medische voorgeschiedenis.
6.2.
De rechtbank acht de verklaringen concreet, consistent en medisch onderbouwd. Deze verklaringen worden ondersteund door de verklaring die de ouders van eiseres op zitting hebben gedaan.
6.3.
Op zitting hebben de ouders van eiseres uitvoerig en indringend geschetst in welke omstandigheden zij hun dochter hebben meegemaakt in de periode van 15 maart 2021 tot 20 februari 2023. Moeder zag hoe bij eiseres na het afstuderen in coronatijd een merkbare gedragsverandering optrad. Ondanks behandeling door een psychiater en het voorschrijven van medicatie, verslechterde haar toestand. De medicatie bleek contraproductief en veroorzaakte een versnelde achteruitgang. Eiseres raakte steeds meer in zichzelf gekeerd, wat in samenhang met haar autisme leidde tot een volledig sociaal en psychisch isolement. Moeder heeft beeldend uiteengezet hoe eiseres zich terugtrok in de badkamer en slaapkamer, onbereikbaar voor haar omgeving. Er was geen contact meer met haar te krijgen. Ze gilde voortdurend, was volkomen overprikkeld en toonde intense emotionele reacties op alledaagse gebeurtenissen. Communicatie was onmogelijk. In deze periode heeft eiseres meerdere zelfmoordpogingen ondernomen. De ouders hebben de rechtbank duidelijk gemaakt hoe ontwrichtend deze periode was – voor eiseres, maar ook voor henzelf en de broers van eiseres. Pas in februari 2023 lukte het een behandelaar van [ggz-instelling] om enig contact met eiseres te krijgen. Dat contact vormde het beginpunt van een nieuwe fase, waarin ook de melding is gedaan.
6.4.
De rechtbank concludeert dat eiseres voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van bijzondere omstandigheden die bijstandsverlening met terugwerkende kracht rechtvaardigen. Onder deze omstandigheden had het college de aanvraag van eiseres vanaf 15 maart 2021 inhoudelijk moeten beoordelen.
6.5.
Deze beroepsgrond slaagt.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen mogelijkheid om zelf het geschil definitief te beslechten en zal het college opdragen binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. Deze termijn gaat pas lopen als de termijn om hoger beroep in te stellen is verstreken of, als hoger beroep wordt ingesteld, als daarop is beslist. [5]
7.1.
Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten.
Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.814,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
Beslissing
De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het besluit van 17 juli 2024;
  • draagt het college op om binnen zes weken na de dag nadat de termijn om hoger beroep in te stellen ongebruikt is verstreken of, als hoger beroep wordt ingesteld, na de dag nadat daarop is beslist, een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • bepaalt dat het college het griffierecht van € 51,- aan eiseres moet vergoeden;
  • veroordeelt het college tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Koek, rechter, in aanwezigheid van mr. H.D. Sebel, griffier, op 4 juni 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in staat de uitspraak te ondertekenen.
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 17 mei 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:984.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 31 augustus 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:2172.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 22 oktober 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:2124.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 16 mei 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1096.
5.Artikel 8:106, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awb.