ECLI:NL:RBZWB:2025:3599

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 mei 2025
Publicatiedatum
10 juni 2025
Zaaknummer
24/3437
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van de Ziektewet-uitkering en de weigering van de WIA-uitkering

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiser tegen de beëindiging van zijn Ziektewet (ZW) uitkering en de weigering van een WIA-uitkering door het UWV. Eiser, die als chauffeur werkzaam was, had een ZW-uitkering ontvangen na uitval door ziekte. Het UWV beëindigde deze uitkering per 13 februari 2023, omdat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Daarnaast weigerde het UWV een WIA-uitkering, omdat eiser niet voldaan had aan de wachttijd van 104 weken arbeidsongeschiktheid. De rechtbank heeft het beroep op 17 april 2025 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank concludeert dat het UWV terecht de ZW-uitkering heeft beëindigd en de WIA-uitkering heeft geweigerd, omdat eiser niet aan de vereisten voldeed. De rechtbank oordeelt dat het medisch onderzoek door het UWV zorgvuldig is uitgevoerd en dat de vastgestelde beperkingen van eiser juist zijn. Eiser heeft geen overtuigende argumenten aangedragen die de medische beoordeling van het UWV ondermijnen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de proceskostenvergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/3437

uitspraak van 30 mei 2025 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , te [plaats] , eiser,

gemachtigde: mr. M. Akça-Altun,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de
beëindiging van zijn uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) en tegen de weigering hem een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.
1.1.
Het UWV heeft met het besluit van 12 januari 2023 (primair besluit I) de ZW-uitkering van eiser beëindigd met ingang van 13 februari 2023. Daarnaast heeft het UWV met het besluit van 31 mei 2023 (primair besluit II) geweigerd om aan eiser per 1 mei 2023 een WIA-uitkering toe te kennen. Met het bestreden besluit van 1 maart 2024 is het UWV bij de beëindiging van de ZW-uitkering en weigering van de WIA-uitkering gebleven.
1.2.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 17 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde en [tolk] ( [tolknummer] ), en mr. M. Duric namens het UWV.

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiser op 22 december 2022 minder dan 35% arbeidsongeschikt is, zodat hij geen recht heeft op een ZW-uitkering en dat eiser niet voldaan heeft aan de voorwaarde van 104 weken wachttijd om in aanmerking te komen voor een WIA-uitkering. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de ZW-uitkering heeft beëindigd per 13 februari 2023 en de WIA-uitkering heeft geweigerd per 1 mei 2023. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming bestreden besluit
3.1
Eiser is werkzaam geweest als chauffeur. Voor dat werk is hij op 3 mei 2021 uitgevallen. Het UWV heeft met ingang van 5 mei 2021 aan eiser een ZW-uitkering toegekend. Na een zogeheten eerstejaarsbeoordeling heeft het UWV gesteld dat eiser op 22 december 2022 in staat is om meer dan 65% van het loon te verdienen voordat hij ziek werd. Het UWV heeft de ZW-uitkering per 13 februari 2023 beëindigd.
3.2
Vervolgens heeft het UWV op 31 mei 2023 besloten dat eiser geen recht heeft op een WIA-uitkering, omdat eiser geen 104 weken arbeidsongeschikt is geweest. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de primaire besluiten, waarna het UWV is overgegaan tot het nemen van het bestreden besluit.
3.3
Niet in geschil is dat eiser (meer dan) 52 weken arbeidsongeschikt is geweest. Dit betekent dat het UWV bij de eerstejaarsbeoordeling terecht heeft beoordeeld of eiser in staat is met algemeen geaccepteerde arbeid meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen. Bij een arbeidsongeschiktheid van minder dan 35% bestaat er immers geen recht meer op een ZW-uitkering. Om in aanmerking te komen voor een WIA-uitkering moet eiser 104 weken arbeidsongeschikt zijn geweest. Deze termijn van 104 weken wordt de zogenaamde wachttijd genoemd.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een arts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
Verzekeringsgeneeskundige beoordelingen door het UWV
4.1.
Arts Leeman heeft eiser op 22 december 2022 op het spreekuur gezien, waarbij lichamelijk en psychisch onderzoek is verricht. In de rapportage van 22 december 2022 (geaccordeerd door verzekeringsarts [naam 1]) heeft de arts geconcludeerd dat eiser door zijn klachten en beperkingen niet geschikt is voor het eigen werk als chauffeur. Als gevolg van de klachten aan de rechterschouder en hand is eiser beperkt ten aanzien van beroepsmatig vervoer, trillingsbelasting, langdurige knijp/grijpkracht, schroefbewegingen met hand/arm, frequent reiken, duwen/trekken, tillen, dragen en boven schouderhoogte actief zijn. Daarnaast is eiser door de chronische sinus pilonidalis licht beperkt voor zitten tijdens het werk. Vanwege de cardiale problematiek is eiser beperkt ten aanzien van beperkt buigen, lopen, lopen tijdens werk, trappenlopen, klimmen, staan tijdens werk, geknield/gehurkt actief zijn en geboren/getordeerd actief zijn. Gelet op de diabetes met persisterende hoge glucosewaarden is eiser beperkt in de rubrieken persoonlijk risico en werktijden (regelmatige werktijden, geen avond- en nachtdiensten). Tot slot heeft eiser psychische klachten als gevolg van het recente overlijden van een familielid, waardoor hij beperkt is ten aanzien van het omgaan met conflicten, patiënten en hulpbehoevenden. De beperkingen en de belastbaarheid van eiser zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 2 januari 2023.
4.1.1.
Verzekeringsarts b&b [naam 2] heeft eiser op 16 januari 2024 op het spreekuur gezien, waarbij lichamelijk en psychisch onderzoek is verricht. Ook zijn de nader overgelegde medische stukken bestudeerd en meegewogen. De verzekeringsarts b&b heeft overwogen dat er geen sprake is van een volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden, nu er niet voldaan wordt aan één van de uitzonderingen uit het Schattingsbesluit. Ten aanzien van het duiden van de belastbaarheid heeft de verzekeringsarts b&b zich aangesloten bij het primaire oordeel. De bevindingen en diagnostische overwegingen komen overeen met de in bezwaar overgelegde medische informatie. De verzekeringsarts b&b ziet geen aanleiding voor het aannemen van een urenbeperking. Er is geen sprake van een onderliggende zeer ernstig somatische of psychiatrische aandoening die een sterk afgenomen energieniveau aannemelijk maakt, evenmin van de in de standaard genoemde behandel- of preventieve aspecten. Er zijn ook geen aanwijzingen dat de pompfunctie van het hart ernstig gestoord is. De stabiele angina pectoris maakt dat eiser aangewezen is op licht werk zonder fysiek zware en energetische piekbelasting. Hiermee is voldoende rekening gehouden in de opgestelde FML. Daarnaast wordt hiermee toegekomen aan moeheid bij slaapproblemen, zonder aanwijzingen voor een specifieke slaapstoornis.
4.1.2.
De verzekeringsarts b&b [naam 2] heeft naar aanleiding van het beroepsschrift aanvullend gerapporteerd op 23 september 2024 dat de ingebrachte medische informatie geen wezenlijk ander beeld geeft. Bij de beoordeling in bezwaar was bekend dat sprake was van klachten bij een CTS en ook de stabiele angina pectoris was al gebleken uit de beschikbare medische informatie. Dat de psychische klachten van eiser in augustus 2023 alsnog zijn geduid als angststoornis en depressie doet aan de belastbaarheid niets af. Eiser is op de datum in geding ruim beperkt geacht ten aanzien van de psychische belasting in arbeid.
Standpunt van eiser
4.2.
Eiser heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat er geen zorgvuldig onderzoek heeft plaatsgevonden. Het onderzoek is uitgevoerd door een verzekeringsarts in opleiding en niet door een geregistreerde verzekeringsarts. Ook is ten onrechte geen medische informatie opgevraagd. Eiser is daarnaast meer beperkt dan door het UWV is aangenomen. Door de lichamelijke en psychische klachten is eiser niet in staat om arbeid te verrichten. Hij is gevoelig voor stresserende omstandigheden en kan druk van buitenaf niet of nauwelijks verwerken. Eveneens is eiser niet in staat om hele dagen te werken. Hij kan ‘s nachts niet slapen en piekert veel. Ook gebruikt eiser veel zware medicijnen die hem suf en slaperig maken. Daarnaast stelt eiser dat hij verminderd beschikbaar is voor werk vanwege de vele ziekenhuisbezoeken. Eiser is daarom van mening dat een urenbeperking moet worden aangenomen. Tot slot heeft eiser de rechtbank verzocht om een deskundige te benoemen.
Oordeel van de rechtbank
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Eiser is in de primaire fase beoordeeld door een arts, die niet een geregistreerde verzekeringsarts is. In de rechtspraak is voor de fase van de primaire besluitvorming aanvaard dat er geen aanleiding is om een rapport van een niet als verzekeringsarts geregistreerde arts als onzorgvuldig aan te merken, als een verzekeringsarts dit rapport met zijn handtekening voor zijn rekening heeft genomen. Bovendien is eiser, nadat hij de medische grondslag van het primaire besluit heeft betwist, in de fase van bezwaar door een verzekeringsarts b&b tijdens een spreekuurcontact onderzocht. [1] De artsen van het UWV waren bekend met eisers klachten, diagnoses, behandelingen en medicijngebruik. De verzekeringsarts b&b heeft medische informatie die in bezwaar beschikbaar is gekomen, betrokken bij de beoordeling. Niet gebleken is dat er medische informatie is gemist.
4.3.1.
Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden. De informatie die eiser in beroep heeft overgelegd, geeft de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen. De ingebrachte medische informatie geeft geen ander beeld dan de verzekeringsgeneeskundige rapportages. Daarnaast ziet een deel van de overgelegde informatie (de operatie aan de rechterpols) op een periode na de datum in geding.
4.3.2.
Wat betreft de door eiser geclaimde urenbeperking hebben de artsen van het UWV navolgbaar gemotiveerd dat er geen sprake is van een ernstige medische aandoening die leidt tot een stoornis in de energiehuishouding. Het UWV heeft zich daarnaast terecht op het standpunt gesteld dat er op de datum in geding geen sprake was van een verminderde beschikbaarheid door behandeling. Ter zitting heeft eiser bevestigd dat hij in de betreffende periode wekelijks fysiotherapie had en af en toe het ziekenhuis bezocht. Hiermee is geen sprake van een intensieve behandeling waardoor eiser verminderd beschikbaar was voor arbeid.
4.3.3.
Niet gebleken is dat in de FML van 2 januari 2023 de beperkingen van eiser zijn onderschat. De beroepsgrond dat eiser meer beperkt moet worden, slaagt niet. Omdat de rechtbank geen twijfels heeft aan de vastgestelde belastbaarheid wordt het verzoek om een onafhankelijke deskundige te benoemen afgewezen. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid zoals opgenomen in die FML.
Zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt?
5.1.
Arbeidsdeskundige [naam 3] van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: textielproductenmaker (Sbc-code 111160), productiemedewerker (Sbc-code 111180) en medewerker tuinbouw (Sbc-code 111010). Arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) [naam 4] van het UWV heeft het maatmaninkomen gewijzigd en de door de primaire arbeidsdeskundige geduide functies gehandhaafd. Hiermee komt de arbeidsdeskundige b&b tot de conclusie dat eiser in passende werkzaamheden en rekening houdend met de beperkingen van eiser een zodanig inkomen kan verdienen dat meer bedraagt dan 65% van het loon dat hij verdiende voor zijn uitval.
Standpunten van partijen
5.2.
Eiser heeft aangevoerd dat deze functies ten onrechte geschikt worden geacht. Hiertoe heeft eiser aangevoerd dat bij alle geduide functies veelvuldig met handen en armen moet worden gewerkt. Door eisers klachten aan handen, armen en schouders is hij hiertoe niet in staat. In de arbeidsdeskundige rapportage is ten onrechte opgenomen dat eiser Nederlands spreekt. Eiser spreekt moeilijk, dan wel geen Nederlands. Bij de gesprekken en spreekuren was een tolk (zijn vrouw of dochter) aanwezig. Daarom is de functie van textielproductenmaker en medewerker tuinbouw niet geschikt voor eiser, omdat de medewerker hiervoor de Nederlandse taal moet kunnen lezen en begrijpen. Met de taalbarrière van eiser is onvoldoende rekening gehouden. Eiser heeft aangevoerd dat hij niet binnen zes maanden de mondelinge beheersing van de Nederlandse taal kan verwerven om arbeid te kunnen verrichten. Tot slot is ten onrechte aangenomen dat eiser over opleidingsniveau 2 beschikt.
5.2.1.
Het UWV heeft in verweer aangevoerd dat de geduide functies passend zijn ondanks dat eiser de Nederlandse taal slecht beheerst. Uit vaste rechtspraak volgt dat ook iemand met een beperkte lees- en taalvaardigheid in de Nederlandse taal doorgaans in staat kan worden geacht om eenvoudig productiematige functies te vervullen. Voor de functie van textielproductenmaker en medewerker tuinbouw is daarnaast slechts basale kennis van de Nederlandse taal vereist. De nadruk ligt op het volgen van numerieke en visuele aanwijzingen, uitgebreide lees- en schrijfvaardigheden zijn hierbij niet noodzakelijk. Daarnaast mag verwacht worden dat eiser de mondelinge beheersing van de Nederlandse taal binnen zes maanden kan verwerven. Eiser heeft niet onderbouwd waarom dit hem niet zou lukken. Er is daarnaast niet gebleken van een uit ziekte of gebrek voortkomende onmogelijkheid om de Nederlandse taal te leren. Ten aanzien van het opleidingsniveau heeft het UWV aangevoerd dat eiser in Turkije basisonderwijs heeft doorlopen en meerdere jaren vervolgonderwijs heeft gevolgd. Daarom moet uitgegaan worden van opleidingsniveau 2.
Oordeel van de rechtbank
5.3.
De belasting binnen de geduide functies past bij de aangenomen beperkingen zoals neergelegd in de FML. De belastbaarheid wordt daarbij niet overschreden. Voor zover eisers standpunt dat hij niet in staat is om de geduide functies te verrichten, voortvloeit uit zijn opvatting dat zijn medische beperkingen zijn onderschat, wijst de rechtbank op haar oordeel onder 4.3 – 4.3.3 dat die opvatting niet juist is.
5.3.1.
Wat betreft het opleidingsniveau volgt uit het CBBS, en is in vaste rechtspraak van de CRvB [2] aanvaard, dat opleidingsniveau 2 veronderstelt dat een betrokkene basisonderwijs heeft voltooid, eventueel aangevuld met meerdere jaren vervolgonderwijs zonder diploma. Daarbij is het niet relevant of het onderwijs in Nederland of in het buitenland is gevolgd. Niet in geschil is dat eiser het basisonderwijs in Turkije heeft afgerond en een aantal jaren vervolgonderwijs heeft gevolgd. Eiser voldoet hiermee aan opleidingsniveau 2.
5.3.2.
Ook de beroepsgrond dat bij het selecteren van functies ten onrechte geen rekening is gehouden met de taalbarrière slaagt niet. Het UWV heeft er terecht op gewezen dat de mondelinge beheersing van de Nederlandse taal op grond van artikel 9, onder a, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Schattingsbesluit) wordt aangemerkt als een bekwaamheid die algemeen gebruikelijk is en binnen zes maanden kan worden verworven. Onder de werking van dit artikel zijn alleen functies met opleidingsniveau 1 begrepen. [3] In dit geval zijn dat de functies textielproductenmaker (Sbc-code 111160) en medewerker tuinbouw (Sbc-code 111010). Voor deze functies geldt dat ervan uit mag worden gegaan dat eiser de algemeen gebruikelijke bekwaamheid (mondelinge beheersing van de Nederlandse taal) binnen zes maanden kan verwerven, nu eiser niet heeft onderbouwd dat het niet kunnen verwerven van deze bekwaamheid een gevolg is van een rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek.
5.3.2.
De functie productiemedewerker industrie (SBC-code 111180) vereist opleidingsniveau 2 en valt dus niet binnen de veronderstelde bekwaamheid van artikel 9, onder a, van het Schattingsbesluit. Toch is ook deze functie terecht passend geacht. Daartoe is van belang dat eiser een taalcursus Nederlands heeft gevolgd en eerder in Nederland werkzaam is geweest als chauffeur en productiemedewerker. Daarnaast is het vaste rechtspraak van de CRvB dat ook iemand met een beperkte taal- en leesvaardigheid in de Nederlandse taal doorgaans in staat kan worden geacht om eenvoudige productiematige functies te vervullen. [4] De functie productiemedewerker industrie is zo’n functie. Uit de omschrijving van de inhoud van deze functie blijkt dat daarin geen groot beroep wordt gedaan op de beheersing van de Nederlandse taal. Het betreft een eenvoudige en routinematige functie. De arbeidsdeskundig analist heeft aangegeven dat de medewerker mondelinge instructies en aanwijzingen ontvangt van de chef, met eventueel een afbeelding van de printplaat. Er is minimaal sprake van lezen (vakjargon), maar voornamelijk mondelinge aanwijzingen en instructies. Eiser moet daarom in staat worden geacht te kunnen voldoen aan de beperkte eisen die in deze functie worden gesteld aan de schriftelijke en mondelinge beheersing van de Nederlandse taal.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
6. Op basis van de inkomsten die eiser met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiser tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid. Omdat pas recht bestaat op een ZW-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de ZW-uitkering terecht beëindigd.
Is de WIA-uitkering terecht geweigerd?
7. Om in aanmerking te komen voor een WIA-uitkering moet eiser 104 weken arbeidsongeschikt zijn geweest. De rechtbank stelt vast dat eiser van 5 mei 2021 tot 13 februari 2023 een ZW-uitkering heeft gehad. De periode vanaf 13 februari 2023 telt op grond van artikel 23, vijfde lid, van de Wet WIA niet mee voor de wachttijd. [5] Eiser heeft de wachttijd van 104 weken dus niet volgemaakt. Het UWV heeft terecht geweigerd om aan eiser een WIA-uitkering toe te kennen.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het UWV terecht de ZW-uitkering heeft beëindigd per 13 februari 2023 en de WIA-uitkering heeft geweigerd per 1 mei 2023.
8.1.
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard, krijgt eiser geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiser het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.E.C. Vriends, rechter, in aanwezigheid van J. Boer-IJzelenberg, griffier, op 30 mei 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak mede te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: wettelijk kader

De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Als een verzekerde geen werkgever (meer) heeft en 52 weken arbeidsongeschikt is geweest heeft deze recht op ziekengeld als hij:
- ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, als bedoeld in artikel 19 én
- slechts in staat is ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur met algemeen geaccepteerde arbeid waartoe hij met zijn krachten en bekwaamheden in staat is (artikel 19aa, eerste lid, en artikel 19ab, derde lid, van de ZW).
De mate van arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld op basis van een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek (artikel 19ab, eerste lid, van de ZW).
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Voordat de verzekerde aanspraak kan maken op een WIA-uitkering, geldt voor hem een wachttijd van 104 weken (artikel 23, eerste lid van de Wet WIA)

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de CRvB van 23 juni 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1491.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 21 februari 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:630.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 7 mei 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1120.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 2 september 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:2064.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 29 mei 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1072.