ECLI:NL:RBZWB:2025:4042

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 juni 2025
Publicatiedatum
30 juni 2025
Zaaknummer
21/2202
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit vestigen voorkeursrecht op grond van de Wet voorkeursrecht gemeenten

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres, een B.V. uit Waalwijk, tegen de beslissing van de gemeenteraad van Waalwijk over het vestigen van een voorkeursrecht op een perceel in de gemeente. De rechtbank heeft het beroep behandeld op 14 juli 2022, waarbij partijen aangaven in gesprek te zijn om tot een oplossing te komen. De rechtbank heeft het onderzoek heropend en de uitspraaktermijn verlengd tot 17 oktober 2022. Na meerdere aanhoudingen en heropeningen van het onderzoek, heeft de rechtbank op 8 mei 2025 een tweede zitting gehouden. De rechtbank concludeert dat het voorkeursrecht van rechtswege is vervallen, omdat er op 22 juni 2023 een bestemmingsplan is vastgesteld dat een andere bestemming aan het perceel heeft toegekend. Hierdoor heeft eiseres geen procesbelang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en kent geen proceskostenvergoeding toe.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/2202

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 juni 2025 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., uit [plaats] , eiseres,

(gemachtigde: dr. J.B. Mus),
en

De gemeenteraad van de gemeente Waalwijk, de raad,

(gemachtigde: mr. H. Botter).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de beslissing op bezwaar van 9 april 2021, over het vestigen van een voorkeursrecht op grond van de Wet voorkeursrecht gemeenten (Wvg) op het perceel, sectie K, nummer 162, in de gemeente Waalwijk.
De rechtbank heeft het beroep op 14 juli 2022 op zitting behandeld. Namens eiseres was haar gemachtigde en R.E.C. van Arnhem aanwezig. De raad heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, [persoon 1] en [persoon 2] . Aan het einde van de zitting hebben partijen aangegeven dat zij samen in gesprek waren om te onderzoeken of zij er samen uit zouden kunnen komen. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten en de uitspraaktermijn daarom verlengd tot uiterlijk 17 oktober 2022.
In een e-mailbericht van 18 oktober 2022 heeft de gemachtigde van de raad de rechtbank verzocht om een langere termijn. De rechtbank heeft dat verzoek toegewezen en heeft het onderzoek heropend in een beslissing van 22 oktober 2022. De rechtbank heeft bepaald om de zaak aan te houden tot uiterlijk 1 december 2022. Op verzoek van partijen heeft de rechtbank die aanhouding vervolgens verlengd tot 1 juli 2023 en daarna tot 1 januari 2024. Bij brief van 25 maart 2024 heeft de raad de rechtbank medegedeeld dat de raad de procedure wil voortzetten.
In een brief van 22 mei 2024 heeft de rechtbank partijen medegedeeld dat zij voldoende informatie had om uitspraak te doen. In diezelfde brief zijn partijen gewezen om hun recht om op een tweede zitting te worden gehoord. Partijen hebben niet gereageerd dat zij gebruik wilden maken van dit recht. De rechtbank heeft het onderzoek op 22 oktober 2024 gesloten en heeft de uitspraaktermijn verlengd.
Bij nader inzien is de rechtbank bij het opnieuw bestuderen van het dossier gebleken dat een tweede zitting was vereist. Gelet daarop heeft de rechtbank het onderzoek opnieuw heropend in een beslissing van 9 januari 2025. In een brief van 7 maart 2025 heeft de rechtbank aan partijen medegedeeld: “De rechtbank heeft het onderzoek heropend, om het volgende met u op zitting te bespreken. Bij bestreden besluit is op grond van artikel 5, eerste lid, van de Wet voorkeursrecht gemeenten (Wvg) op het perceel van eiseres een voorkeursrecht gevestigd, om de realisering van de volgende toebedachte bestemming zeker te stellen: “Groen: landschappelijke inpassing en/of waterretentie en/of extensieve recreatie en/of natuur en/of duurzame energie opwek”. De rechtbank heeft gezien dat op 22 juni 2023 een bestemmingsplan (BP Haven 8 Oost-afronding) is vastgesteld en dat in dat bestemmingsplan de enkelbestemming ‘Bedrijventerrein’ aan het perceel is toegekend. De rechtbank wil op zitting met u bespreken of dit gevolgen heeft voor het voorkeursrecht en zo ja, welke gevolgen dat heeft voor het voorkeursrecht”.
De rechtbank heeft het beroep daarom op een tweede zitting behandeld op 8 mei 2025. Namens eiseres was haar gemachtigde aanwezig. De raad heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

1. Feiten

Op 11 februari 2020 heeft de raad besloten om Haven 8 Oost in ontwikkeling te brengen. Ten behoeve van die ontwikkeling is ‘de nota van uitgangspunten / het masterplan Haven 8 afronding’ op 16 juni 2020 vastgesteld. Het plangebied wordt begrensd door de A59, de plangrens van Haven 8 (Oost), het dijklichaam van de Bergsche Maas en het Drongelens Kanaal. Aan dit gebied was de bestemming “Groen: landschappelijke inpassing en/of waterretentie en/of extensieve recreatie en/of natuur en/of duurzame energie opwek” toegedacht. Gestreefd werd naar een integrale gebiedsopgave met meervoudig ruimtegebruik waar diverse functies over het gebied verspreid konden voorkomen.
Eiseres is eigenaar van perceel sectie K, nummer 162 in de gemeente Waalwijk (hierna: het perceel). Dit perceel ligt binnen het gebied Haven 8 Oost.
Bij besluit van 17 september 2020 heeft de raad op grond van artikel 5 van de Wvg besloten om percelen gelegen in het plangebied “Haven 8 Oost afronding” aan te wijzen waarop de artikelen 10 tot en met 15, 24 en 26 van de Wvg van toepassing zijn, om de realisering van de toegedachte bestemming zeker te stellen: “Groen: landschappelijke inpassing en/of waterretentie en/of extensieve recreatie en/of natuur en/of duurzame energie opwek”. Het besluit heeft een werkingsduur van ten hoogste drie jaar. Ook heeft de raad besloten dat voor afloop van de werkingsduur – indien de ruimtelijke planvorming nog niet zo ver is dat voor het plangebied “Haven 8 Oost afronding” een bestemmingsplan is vastgesteld – zal worden overgegaan tot vaststelling van een structuurvisie als grondslag voor continuering van het voorkeursrecht. Bij brief van 22 september 2020 is dit besluit toegestuurd aan eiseres.
Bij brief van 20 oktober 2020 heeft eiseres daar bezwaar tegen gemaakt.
Op 1 april 2021 heeft de raad het bezwaar ongegrond verklaard en bij brief van 9 april 2021 is dat besluit aan eiseres toegezonden.
Eiseres heeft daar op 21 mei 2021 beroep tegen ingesteld.

2. Gronden

Eiseres heeft vooropgesteld dat het raadsbesluit van 1 april 2021 niet is toegezonden aan eiseres, omdat deze niet als bijlage bij de brief van 9 april 2021 was gevoegd. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit aangevoerd dat de raad op grond van artikel 5, eerste lid, van de Wvg niet bevoegd was om een voorkeursrecht te vestigen op het perceel, omdat voor het perceel al een structuurvisie is vastgesteld, omdat de beoogde bestemming ook een agrarische bestemming is en omdat geen sprake is van afwijkend gebruik. Eiseres heeft daaraan toegevoegd dat het vestigen van het voorkeursrecht op het gehele gebied voor de aanleg van een paar wandel- en fietsroutes disproportioneel is en dat daarom geen fair balance in acht is genomen bij de afweging voor het beperken van het eigendomsrecht.

3. Wettelijk kader

3.1
Op 1 januari 2024 is de Wvg ingetrokken en is de Omgevingswet in werking getreden. Op het bestreden besluit is het oude recht van toepassing. Uit artikel 4.1, eerste lid, van de Aanvullingswet grondeigendom Omgevingswet blijkt namelijk dat het oude recht van toepassing blijft op een voor 1 januari 2024 genomen besluit tot aanwijzing van gronden op grond van de Wvg, tot het besluit onherroepelijk wordt.
3.2
De raad kon een voorkeursrecht vestigen op gronden binnen de gemeente. In het geval dat de eigenaar die grond wilde verkopen, was die eigenaar verplicht om de gemeente in de gelegenheid te stellen om de grond te verkrijgen. [1] In artikel 5, eerste lid, van de Wvg stond dat voor aanwijzing (ook) in aanmerking kwamen gronden die nog niet waren opgenomen in een bestemmingsplan, inpassingsplan, of structuurvisie, maar waarbij in het besluit tot aanwijzing aan de betrokken gronden een niet-agrarische bestemming werd toegedacht en waarvan het gebruik afweek van die bestemming. Een besluit tot aanwijzing als bedoeld in artikel 5 verviel op grond van artikel 9, derde lid, van de Wvg van rechtswege drie jaar na dagtekening, tenzij voor dat tijdstip een structuurvisie, bestemmingsplan of inpassingsplan was vastgesteld.
3.3
De relevante wettelijke bepalingen zijn opgenomen in een bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
4. Procesbelang
3.1
Voordat de rechtbank kan toekomen aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep, moet eerst ambtshalve worden beoordeeld of eiseres procesbelang heeft.
3.2
Procesbelang is het belang dat een belanghebbende heeft bij de uitkomst van een procedure. Daarbij gaat het erom of het doel dat de belanghebbende voor ogen staat, met het rechtsmiddel kan worden bereikt en voor de belanghebbende van feitelijke betekenis is. In beginsel heeft een belanghebbende die opkomt tegen een besluit, belang bij een beoordeling van zijn beroep, tenzij vast komt te staan dat ieder belang bij de procedure is komen te vervallen. In dat geval is de bestuursrechter niet geroepen uitspraak te doen uitsluitend vanwege de principiële betekenis daarvan. [2]
3.3
De rechtbank is van oordeel dat eiseres om de hierna genoemde redenen geen procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep.
3.4
Op 17 september 2020 heeft de raad op grond van artikel 5 van de Wvg een voorkeursrecht gevestigd op het perceel, om de realisering van een toegedachte bestemming zeker te stellen. De toegedachte bestemming was: “Groen: landschappelijke inpassing en/of waterretentie en/of extensieve recreatie en/of natuur en/of duurzame energie opwek”. Op 22 juni 2023 heeft de raad het bestemmingsplan ‘BP Haven 8 Oost-afronding’ vastgesteld. In dat bestemmingsplan is aan het perceel de enkelbestemming ‘Bedrijventerrein’ toegekend.
3.5
Naar het oordeel van de rechtbank is het voorkeursrecht van rechtswege vervallen na 17 september 2023. [3] Uit de Wvg volgt dat een voorkeursrecht dat is gevestigd op grond van artikel 5 van de Wvg van rechtswege doorloopt, wanneer binnen drie jaar erna een structuurvisie, bestemmingsplan of inpassingsplan is vastgesteld. De rechtbank leidt uit een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) [4] af dat het voorkeursrecht niet van rechtswege doorloopt als voor dat tijdstip een bestemmingsplan wordt vastgesteld, waarin een andere bestemming aan het perceel is toegekend. Het voorkeursrecht dat door de raad is gevestigd ten behoeve van de toebedachte bestemming “Groen: landschappelijke inpassing en/of waterretentie en/of extensieve recreatie en/of natuur en/of duurzame energie opwek” is dus niet van rechtswege doorgelopen als gevolg van de vaststelling van het bestemmingsplan ‘BP Haven 8 Oost-afronding’ op 22 juni 2023, omdat in dat bestemmingsplan de bestemming ‘Bedrijventerrein’ aan het perceel is toegekend. Gelet daarop is het voorkeursrecht drie jaar na het vestigen daarvan van rechtswege verlopen.
3.6
Omdat het voorkeursrecht na 17 september 2023 van rechtswege is verlopen, heeft eiseres geen procesbelang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. Op dit moment geldt er namelijk geen voorkeursrecht meer op het perceel van eiseres.
3.7
Op zitting heeft eiseres aangevoerd dat zij procesbelang heeft, omdat zij in potentie schade heeft geleden als gevolg van de vestiging van het voorkeursrecht. De schade kan bestaat eruit dat eiseres het perceel had willen vervreemden. Eiseres stelt dat voor haar onmogelijk is om die schade aannemelijk te maken. Omdat op het perceel een voorkeursrecht was gevestigd, was het voor eiseres niet mogelijk om een koper te vinden voor het perceel.
3.8
Als iemand stelt schade te hebben geleden, kan dat betekenen dat hij belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. Uit vaste rechtspraak [5] van de Afdeling blijkt dat procesbelang in een dergelijk geval alleen kan bestaan als tot op zekere hoogte aannemelijk is gemaakt dat deze schade daadwerkelijk is geleden als gevolg van het bestreden besluit. De rechtbank acht niet aannemelijk dat eiseres als gevolg van het voorkeursrecht potentieel schade heeft geleden. De bestemming “Groen: landschappelijke inpassing en/of waterretentie en/of extensieve recreatie en/of natuur en/of duurzame energie opwek” was al toegedacht aan het perceel in een op 16 juni 2020 door de raad vastgesteld masterplan ‘Haven 8 Oost afronding’. Gelet daarop acht de rechtbank aannemelijk dat potentiële kopers een potentieel aanbod vanaf dat moment zouden afstemmen op de grondprijs voor groen per m2. De rechtbank acht niet aannemelijk dat eiseres een hogere verkoopprijs voor het perceel had gekregen wanneer zij het perceel had verkocht aan een potentiële koper, dan wanneer zij het perceel in het kader van het voorkeursrecht had verkocht aan de gemeente. Uit de Wvg [6] volgde namelijk dat de verkoopprijs bij een verkoop aan de gemeente, moest worden vastgesteld op de werkelijke waarde van het perceel. Bij het bepalen van de werkelijke waarde werd uitgegaan van de prijs, tot stand gekomen bij een onderstelde koop in het vrije commerciële verkeer tussen de eigenaar van het perceel als redelijk denkend verkoper en de gemeente als redelijk denkend koper. Daarnaast volgt uit de Wvg ook dat overige bijkomende (procedurele) kosten in het kader van het voorkeursrecht volledig werden vergoed door de gemeente. [7]
3.9
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaren. Voor een proceskostenvergoeding bestaat daarom geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier, op 19 juni 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. De griffier is bui
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Wettelijk kader

Wet voorkeursrecht gemeenten (Wvg)
Artikel 5, eerste lid, van de WvgIn afwijking van de artikelen 3, eerste lid, en 4, eerste lid, komen voor aanwijzing ook in aanmerking gronden die nog niet zijn opgenomen in een bestemmingsplan, inpassingsplan, of structuurvisie, maar waarbij in het besluit tot aanwijzing aan de betrokken gronden een niet-agrarische bestemming wordt toegedacht en waarvan het gebruik afwijkt van die bestemming. In het besluit tot aanwijzing wordt aangegeven of nadien nog zal worden overgegaan tot het vaststellen van een structuurvisie.
Artikel 9, derde lid, van de Wvg
Een besluit tot aanwijzing als bedoeld in artikel 5 vervalt van rechtswege drie jaar na dagtekening, tenzij voor dat tijdstip een structuurvisie, bestemmingsplan of inpassingsplan is vastgesteld.

Voetnoten

1.Artikel 2 en artikel 10, eerste lid, van de Wvg.
2.ABRvS 4 december 2024, ECLI:NL:RVS:2024:5005, r.o. 3.1 en ABRvS 10 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2301, r.o. 6.1.
3.Drie jaar na dagtekening van het primaire besluit tot vestiging van het voorkeursrecht.
4.ABRvS 25 april 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BW3871, r.o. 2.3.1.
5.ABRvS 31 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2530, r.o. 2.2 en 2.3 en ABRvS 15 januari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:106, r.o. 6.1.
6.Artikel 13, vierde lid, van de Wvg in samenhang met artikel 40b van de Onteigeningswet.
7.Artikel 13, zesde lid, van de Wvg.