In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 juli 2025, wordt de zaak behandeld van een belanghebbende die in beroep gaat tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst. De inspecteur had aan de belanghebbende voor het jaar 2022 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, evenals een verzuimboete van € 385. De rechtbank beoordeelt of deze boete terecht is opgelegd en of de belastingrentebeschikking juist is. De belanghebbende, die in detentie zat in Zwitserland, stelt dat hij niet in staat was om tijdig aangifte te doen, en beroept zich op afwezigheid van alle schuld (avas). De rechtbank oordeelt dat de detentie in de risicosfeer van de belanghebbende ligt en dat hij verantwoordelijk blijft voor zijn fiscale verplichtingen. De rechtbank concludeert dat de boetebeschikking terecht is opgelegd, maar vermindert deze tot € 150 vanwege de financiële situatie van de belanghebbende. Het beroep met betrekking tot de belastingrentebeschikking wordt ongegrond verklaard. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover deze ziet op de boetebeschikking en bepaalt dat de inspecteur het griffierecht aan de belanghebbende moet vergoeden.