ECLI:NL:RBZWB:2025:4301
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een navorderingsaanslag en boetebeschikking in het belastingrecht met betrekking tot een verkapte winstuitdeling
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 juli 2025, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan belanghebbende voor het jaar 2019 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting opgelegd, waarbij een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 119.832 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 134.785 in rekening werd gebracht. Tevens werd er belastingrente van € 2.453 en een vergrijpboete van € 8.424 opgelegd. De rechtbank oordeelt dat de navorderingsaanslag en de belastingrentebeschikking in stand blijven, maar dat de boetebeschikking moet worden verminderd vanwege overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank concludeert dat de inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat de navorderingsaanslag niet tot een te hoog bedrag is vastgesteld, en dat er sprake is van een winstuitdeling. Belanghebbende heeft geen zelfstandige gronden tegen de belastingrente aangevoerd, en de rechtbank ziet geen aanleiding om hiervan af te wijken. De rechtbank kent belanghebbende een immateriële schadevergoeding toe van € 500 vanwege de overschrijding van de redelijke termijn in de bezwaar- en beroepsprocedures. De uitspraak wordt openbaar gemaakt en partijen worden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.